Cultuur & boeken

Tweede deel geschiedenis van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW)

De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) bekleedt een centrale plaats in het wetenschappelijk leven. Historicus Van Berkel schreef een overzichtswerk over de geschiedenis van deze instelling waarvan deel 2 recent verscheen.

Dr. O. W. Dubois
26 January 2012 16:12Gewijzigd op 14 November 2020 18:55

De KNAW is een ontmoetingsplaats voor eminente geleerden, beheert vijftien tot twintig gerenommeerde instituten zoals het Nederlands Instituut voor Hersenonderzoek en het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, beoordeelt publicaties, reikt prestigieuze prijzen uit en –last but not least– verdeelt overheidsgeld voor de wetenschap.

In aanwezigheid van koningin Beatrix vierde zij in 2008 haar 200-jarig bestaan. Voor die gelegenheid schreef wetenschapshistoricus Van Berkel een tweedelig overzichtswerk. Het eerste deel, over de periode 1808-1914, verscheen in het jubileumjaar. Het pas uitgekomen tweede deel behandelt het tijdvak 1914-2008.

De KNAW was geschokt door de gruwelen van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) en wars van het nationalisme dat hiervan de oorzaak was. Naar vermogen probeerde zij het internationale karakter van de wetenschap te behouden en na de oorlog een bijdrage te leveren aan herstel van de internationale verhoudingen en hernieuwde humaniteit.

In de vergadering van 30 november 1918 sprak voorzitter Lorentz van de afdeling natuurkunde zijn vertrouwen in de toekomst uit. Reeds openden zich „nieuwe vooruitzichten op een onbelemmerde, aan het geluk der menschheid bevorderlijke beoefening der wetenschap, waaraan alle volken, elk naar zijn aard en de mate zijner krachten, zullen deelnemen.”

Nationalisme

In de jaren 1918-1940 sloeg de academie haar vleugels uit. De wetenschappelijke activiteiten die onder haar hoede werden ondernomen namen toe, steeds langer en gevarieerder werd de lijst van commissies en fondsen in haar jaarboek en nieuwe instituten werden toegevoegd. Opvallend daarbij, zo schrijft Van Berkel, is dat in de jaren dertig, een tijd van toenemende economische en politieke spanningen in Nederland en Europa, de academie zich meer en meer ging richten op wat men beschouwde als het eigene van Nederland. Een nationalisme dat dus tegengesteld was aan het vroeger zo expliciet beleden internationale karakter van de wetenschap.

Een typische exponent van deze nationaal georiënteerde wetenschap waren de in deze jaren door de Centrale Commissie voor Onderzoek van het Nederlandse Volkseigen opgerichte bureaus voor dialectonderzoek en volkskunde, waarbij in 1948 nog het bureau voor naamkunde kwam en dat sinds 1979 het P. J. Meertens Instituut voor Dialectologie, Volkskunde en Naamkunde heet. In de romancyclus ”Het bureau” van J. J. Voskuil, decennialang medewerker en later hoofd van de afdeling volkskunde, wordt van het werk en de mensen hier een minutieus en vaak genadeloos beeld gegeven. De lezer van ”Het bureau” zal Van Berkels bladzijden hierover ongetwijfeld met herkenning lezen.

Atoomenergie

Tijdens de oorlog bleef de academie zo veel mogelijk haar gewone werk voortzetten, maar in de winter van 1944-1945 kwam dat stil te liggen. Na de Bevrijding wilde de KNAW aan de toekomst werken en toonde zij zich bezield door een geest van idealisme.

In de motie van de afdeling natuurkunde van 27 oktober 1945, enkele maanden na de atoombom op Hirosjima, kwam dit duidelijk tot uiting. Atoomenergie kon een zegen voor de mensheid zijn, maar de atoombom had ook getoond hoe verschrikkelijk zijn vernietigingsmogelijkheden waren. De wetenschap diende zich van haar morele verantwoordelijkheid bewust te zijn en regeringen en wetenschapsorganisaties werden opgeroepen tot uitsluitend vreedzame toepassing van atoomenergie.

Alle zusterinstellingen over de wereld werden verzocht „deze motie te willen ondersteunen, opdat de geheele wetenschappelijke wereld uiting geve aan haar wensch rechtstreeks medeverantwoordelijkheid te dragen voor de uitkomsten der wetenschap en haar kunnen en kennen ter beschikking te stellen om de toepassingen der wetenschap uit te bouwen tot voor de menschheid zegenrijke resultaten.” Woorden die herinneren aan die van 1918.

Overheidsbemoeienis

De jaren vijftig waren jaren van heroriëntatie en hersteld zelfvertrouwen, maar ook jaren waarin de academie –het is een rode draad in haar bestaan– zich regelmatig geconfronteerd zag met een overheid die wilde bezuinigen en weinig affiniteit had met het zuiver wetenschappelijk onderzoek waarop de KNAW zich wilde richten. Geheel anders echter werd de situatie in de jaren zestig, toen de ongekende welvaart bijna alles mogelijk maakte en nieuwe universiteiten en instituten deed ontstaan.

Er was echter ook een keerzijde. Bureaucratisering en democratisering dreigden het karakter van onafhankelijke en zuivere wetenschap, waaraan de academie zeer gehecht was, aan te tasten, en in de jaren tachtig nam de overheidsbemoeienis alleen maar toe. De oorzaak hiervan ziet de schrijver „in de bureaucratische perfectionering van de verzorgingsstaat.

In de verzorgingsstaat probeert de staat zo goed mogelijk aan de noden en behoeften van de bevolking tegemoet te komen en moet, om het juiste evenwicht tussen al die deelbelangen te vinden, elke maatschappelijke sector en dus ook de wetenschap onderworpen worden aan een steeds ingewikkelder systeem van regels en voorschriften.” Een overtuigende verklaring.

Kennissamenleving

Interessant is het hoofdstuk over de academie en haar plaats in de kennissamenleving die zich na 1990 begon te ontwikkelen. Veel is er sindsdien veranderd in de wereld maar de KNAW, zo concludeert de auteur, is in wezen dezelfde organisatie gebleven die zij toen was: een ontmoetingsplaats voor geleerden, een instelling die veelvuldig adviezen geeft, een bijdrage levert aan de kwaliteitszorg van de Nederlandse wetenschap en vele onderzoeksinstituten beheert.

Alle reden om de toekomst met vertrouwen tegemoet te zien, al zal niet te ontkomen zijn aan een fundamentele heroverweging van de structuur en de positie van de academie. Het zou een illusie zijn te bedenken dat de belangen van de moderne wetenschap nog door een klassiek genootschap van geleerden kan worden behartigd.

Evenals het eerste deel is ook dit tweede deel met grote zorgvuldigheid geschreven en opnieuw is de auteur erin geslaagd een knap gecomponeerd en boeiend verhaal te schrijven over een eerbiedwaardige instelling. Fraai is wederom de uitvoering.

Boekgegevens


De stem van de wetenschap. Geschiedenis van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Deel II: 1914-2008, Klaas van Berkel;
uitg. Bert Bakker, Amsterdam 2011; ISBN 978 90 351 36014; 677 blz.; € 49,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer