Kerk dient algemeen belang, goed dus dat belastingaftrek er is
De kerk draagt als geen andere instelling bij aan het algemeen belang, betoogt prof. mr. T. Blokland. De fiscale aftrekbaarheid van giften aan de kerk is dan ook geheel terecht en moet gehandhaafd blijven.
Een meerderheid (55 procent) van de Nederlanders vindt dat giften aan kerken en religieuze organisaties niet aftrekbaar zouden moeten zijn van de belasting. Tenminste, dat was de uitkomst van een deze week gepubliceerd opinieonderzoek in opdracht van de NCRV en dagblad Trouw. Uit het onderzoek blijkt onder meer dat een kwart van alle (geïnterviewde) Nederlanders doneert aan kerkelijke organisaties. Als de giftenaftrekregeling niet meer zou bestaan, zou 69 procent van de ondervraagden toch nog hetzelfde bedrag aan giften blijven geven. Slechts 4 procent zou minder gaan doneren. Eén op de drie geïnterviewden weet dat (ook) giften aan kerken delen in de fiscale giftenaftrek.
Hoe zit het precies met die giftenaftrek? Particulieren of bedrijven kunnen giften aan goede doelen binnen bepaalde grenzen aftrekken van respectievelijk het belastbare inkomen of de fiscale winst. Mits die bedragen geschonken worden aan rechtspersonen (zoals een kerk of een stichting) die aangemerkt zijn als een algemeen nut beogende instelling (ANBI).
Het is dan ook heel belangrijk of en dat een instantie die goede doelen behartigt, aangemerkt is als ANBI. Die rangschikking gebeurt door de Belastingdienst, die op zijn website een lijst bijhoudt van alle ANBI’s. Bij de aanvraag van een ANBI-status controleert de Belastingdienst of de instelling of stichting volgens haar statuten, doelstellingen en feitelijke werkzaamheden (vrijwel) uitsluitend het algemeen nut behartigt.
Algemeen nut
Wat valt er onder ”algemeen nut”? Daarop geeft artikel 5b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen het antwoord. Dit artikel noemt achtereenvolgens: welzijn, cultuur, onderwijs, wetenschap en onderzoek, bescherming van natuur en milieu, gezondheidszorg, jeugd- en ouderenzorg, ontwikkelingssamenwerking, dierenwelzijn, religie, levensbeschouwing en spiritualiteit, de bevordering van de democratische rechtsorde, of een combinatie van de bovengenoemde doelen, alsmede het financieel of op andere wijze ondersteunen van een algemeen nut beogende instelling.
Kerken vallen onder de noemer ”religie” en giften aan de kerk komen dus in aanmerking voor de giftenaftrek, mits de giften bewijsbaar zijn door bankoverschrijving of een kwitantie. Bedragen in de collecte komen dus alleen in aanmerking als er gebruikgemaakt wordt van collectebonnen.
Sociale samenhang
Naar aanleiding van deze enquête schrijft het CIP, het Christelijk Informatie Platform, over de aftrekbaarheid van giften aan kerken: „De Tweede Kamer vindt de aftrekbaarheid vooralsnog geen probleem, alhoewel men daar 300 miljoen euro door misloopt.” Deze laatste formulering is niet juist; er wordt niets misgelopen (door de schatkist), de wetgever heeft juist bedoeld om de giftenaftrek te stimuleren en heeft wettelijk geregeld dat –binnen de limieten voor aftrek in de wet– de betalingen aan goede doelen vóórgaan op de belastingheffing.
Het dagblad Trouw was dinsdag in het commentaar preciezer en breder van visie. In het algemeen nut past geen onderscheid tussen kerkelijk en seculier, aldus Trouw. De mening van de Nederlanders over de aftrekbaarheid van giften laat alleen een gradueel verschil zien dat de publieke voorkeur voor goede doelen weerspiegelt: gezondheid staat bovenaan gevolgd door ontwikkelingshulp. De politieke partijen bungelen helemaal onderaan. Trouw: „Dat kerkelijke organisaties maatschappelijk nut hebben zal niemand ontkennen. (…) Dat kerkelijke en religieuze organisaties een rol spelen in sociale samenhang en solidariteit, is duidelijk. Als geen mens er nog een euro aan zou geven, zou de staat het moeten doen, in het belang van de samenleving.”
Eerste plaats
Wel is te constateren dat het geven aan de kerk, ook bij de wetgever, in belangstelling of beter gezegd in prioriteit is gedaald. De giftenaftrekregeling is gekoppeld aan het zijn van een ANBI, wat tot en met vorig jaar gedefinieerd was in artikel 6.33 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Daarin stond in de reeks voor aftrekbaarheid het kerkelijke voorop. Met ingang van 2012 is dat overgebracht naar het (nieuwe, reeds genoemde) artikel 5b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Daarin staat het kerkelijke pas op de negende plaats, en daar dan ook nog eens slechts verwoord als ”religie”, en bovendien op eenzelfde lijn met levensbeschouwing en spiritualiteit.
Bijdragen aan de kerk, dat is bij uitstek het bijdragen aan het algemeen nut, aan het algemeen belang. De kerk nodigt uit tot het heil des Heeren; en raadt aan om geen geld te steken in wat geen brood is en niet verzadigen kan (Jesaja 55:2) en om van Hem drinken te ontvangen dat in eeuwigheid geen dorst meer geeft naar iets anders (Johannes 4:14). Dat is in het algemeen belang, in het belang van ieder mens op aarde. Er is immers in de tijd en voor de eeuwigheid niet iets beters voor enig mens te denken of te vinden dan dat. Terwijl Gods wijze en heilzame leefregels uitnodigen en oproepen om Hem te eren als Koning van het leven, en de naaste lief te hebben als zichzelf. Dat droeg en draagt de kerk uit, tot aan de jongste dag.
De kerk verdient dus de eerste plaats op het lijstje in artikel 5b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Geven aan de kerk: laten we het doen door meer te geven, met gebruikmaken van de bovengenoemde fiscale voorzieningen. Geven aan de kerk: er is geen betere belegging van geld denkbaar.
De auteur is emeritus hoogleraar belastingrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen.