Vorsten riepen ook in het verleden vragen op met hun optreden
De commotie was vrij intensief en de meningen waren zeer verdeeld. De talloze foto’s in de nationale en internationale pers van onze koningin in ongebruikelijk gewaad gaand door een moskee, bracht bij de vraag hoe ver staatshoofden kunnen gaan in deze dingen.
Hoe confessie en politiek zich tot elkaar verhouden. Hoe geloofsprincipes en economische belangen op elkaar afgestemd kunnen worden. Hare Majesteit zelf leek uiterlijk althans gewoon te doen wat op haar programma stond. Kon zij ook anders?
Eigen gang
Van vorsten die met hun optreden veel vragen opwerpen is de geschiedenis vol. Een zeer uitgesproken voorbeeld daarvan is wel Lodewijk II (1845-1886), de koning van Beieren, die bij toeristen vooral be- kend is als de bouwheer van de sprookjeskastelen in Neuschwanstein en Herrenchiemsee.
De geschiedenis van deze excentrieke figuur is nu te zien en te lezen in de tweedelige catalogus van een tentoonstelling over hem. In een tijd van industriële ontwikkeling ging hij juist terug in de tijd van de sprookjes. Verder hield hij zich meer met kunst en theater dan met regeren bezig. Vanwege zijn gedrag liet de regering hem onbekwaam verklaren. Hij stierf op raadselachtige wijze en werd ook daardoor tot een mythe, maar ook tot geliefd argument van tegenstanders van een monarchie.
Wie via dit soort figuren nog meer argumenten tegen een monarchie en adel zou willen verzamelen, kan uitstekend terecht in de historische overzichten die de hofhistoricus Georg Spalatinus (1484-1545) schreef over zo’n 200 voorgangers van zijn baas, de keurvorst van Saksen. Een grondige analyse van dit omvangrijke werk, dat in totaal 1200 bladzijden op groot formaat en 1800 afbeeldingen telt, bieden Christina Mecklenborg en Anne-Beate Riecke. Op zijn positie kon Spalatinus natuurlijk niet alle negatieve momenten opschrijven, maar dat vorsten nogal eens voorbijgingen aan de tips van hun adviseurs en meer hun eigen glorie dan het heil van hun onderdanen voor ogen hadden, kon ook Spalatinus niet verhelen. Overigens evenmin dat er ook zijn geweest bij wie achteraf bleek dat hun eigenzinnigheid meer met scherpzinnigheid dan met koppigheid te maken had.
Christelijke ideaal
Kritiek op dit soort vorsten was er de eeuwen door al, bijvoorbeeld in de twee geschriften die Klaus Schreiner en Ernst Wenzel nu uitgegeven hebben. Het gaat om een traktaat uit 1444 van de humanist Piccolomini, die overigens paus zou worden, en een uit 1518 van de hervormingsgezinde ridder Ulrich van Hutten. Beiden menen dat het haast onmogelijk is om aan het hof als oprecht christen te leven. Er is daar zo veel luxe en overdaad, zo veel leugenachtige politiek, zo veel macht en ontrouw, dat wie het christelijke ideaal gestalte wil geven, zich beter van de adel afzijdig kan houden. In werkelijkheid bedoelden zij hiermee vorsten en vorstinnen aan te sporen hun hofleven te zuiveren en juist een voorbeeld van christelijke levenswandel te zijn.
Dit soort werkjes zou ook vandaag intensieve lezing verdienen, en niet alleen bij hen die in hoogheid gezeten zijn. Daartoe kunnen ook kerkelijke leiders gerekend worden, zoals blijkt uit het boek van Joachim Kummer, die zijn dissertatie wijdde aan de politieke ethiek van Walter Künneth (1901-1997). Künneth behoorde tot de initiatiefnemers van het protest tegen het nationaalsocialisme en vooral tegen de volgzame en onkritische wijze waarop de kerkelijke leiding met Hitlers politiek omging.
In de tweede fase van zijn leven zou Künneth bekend worden als bestrijder van de opvattingen van Rudolf Bultmann en verdediger van de opstanding van Christus als historisch feit. Kummer laat in zijn boek zien hoe scherp de analyses van Künneth waren en uit welke principes zijn kritiek op kerk en politiek voortkomen. Als overheden dingen niet goed doen, hoort de kerk daar publiek kritiek op uit te oefenen, ook al vindt de overheid dat misschien niet prettig.
Concessies
In de reacties op het bezoek van de koningin aan de moskee werd ook de vraag gesteld hoe het toch kon dat zij als lid van een christelijke kerk op zondag een moskee bezoekt. De vraag werd hier en daar beantwoord met het argument dat soms concessies gedaan moeten worden, ook uit economische overwegingen.
Richard J. Ninnes publiceerde nu zijn dissertatie over de verhouding geloof en politiek in het bisdom Bamberg 1555-1619 en komt tot de interessante conclusie dat het confessioneel niet allemaal zo duidelijk lag als vaak wordt aangenomen. Zo benoemden ook na het concilie van Trente strengrooms-katholieke leiders –bisschoppen incluis– gerust lutherse hoge ambtenaren, hoewel die er in hun gebied eigenlijk helemaal niet meer zouden moeten zijn. Als het bij die ambtenaren ging om lutherse adellijke lieden die gewoon beter waren dan hun rooms-katholieke collega’s en het uit politieke en economische overwegingen beter was niet al te strak confessioneel te denken, deed niemand daar moeilijk over.
Een gelijke mix van politieke berekening en confessioneel beleid zien we bij de vele vorsten in het bisdom Münster in de tijd tussen 1500 en 1700. Het gaat hier om heersers over meestal kleine gebieden –soms alleen een kasteeltje met een stuk grond erbij– en Bastian Gillner is de vraag nagegaan wat hun beleid was toen de Reformatie zich aandiende. Hoe klein ze soms ook waren, met elkaar vormden zij wel een macht waar de kerk rekening mee moest houden.
Dat wisten ze zelf ook en zo werden ze soms protestants of dreigden ermee om hun eigen zelfstandigheid te bewaren. Met de overtuiging dat de Reformatie noodzaak, Bijbels et cetera was, had dat in veel gevallen niet zo gek veel te maken. Gillner concludeert dat er een complexe wisselwerking van religieuze en politieke motieven was, waarbij niet altijd duidelijk is wat bij een vorst de doorslag gaf. Maar ja, waarom zouden vorsten en vorstinnen anders zijn dan u en ik?
”Gotterdämmerung. König Ludwig II Von Bayern und seine Zeit” (2 delen); uitg. Primus Verlag, Darmstadt; ISBN 978 38 9678 739 2; 600 blz.; € 49,90; ”Georg Spalatins Chronik der Sachsen und Thüringer”, door Christina Mecklenborg en Anne-Beate Riecke; uitg. Böhlau-Verlag, Wenen; ISBN 978 34 1220 112 8; 726 blz.; € 69,99; ”Hofkritik im Licht humanistischer Lebens- und Bildungsideale”, door Klaus Schreiner en Ernst Wenzel; uitg. Brill, Leiden; ISBN 978 90 04 21031 8; 242 blz.; € 105; ”Politische Ethik im 20. Jahrhundert”, door Joachim Kummer; uitg. Evangelische Verlagsanstalt, Leipzig; ISBN 978 33 740 2864 1, 288 blz.; € 38; ”Between Opposition and Collaboration”, door Richard J. Ninness; uitg. Brill, Leiden, ISBN 978 90 042 0154 5; 224 blz.; € 99; ”Freie Herren-Freie Religion. Die Adel des Oberstifts Münste zwischen konfessionellem Konflikt und staatlicher Verdichtung 1500 bis 1700”, door Bastian Gillner; uitg. Aschendorff Verlag, Münster; ISBN 978 34 021 5050 4; 568 blz.; € 69.