Uit het ambt, en dan?
Rond nieuwjaarsdag vindt in veel kerkelijke gemeenten de (her)bevestiging van ambtsdragers plaats. Het is een goede traditie dat ouderlingen en diakenen niet voor het leven bevestigd worden in hun ambt, maar voor een beperkte periode. In veel gevallen zijn ze daarna meteen herkiesbaar en vindt, tenzij de gemeente hiertegen protesteert, herbevestiging plaats.
In afgescheiden kerken kunnen ambtsdragers soms eindeloos herbevestigd worden. Zelfs als er onvrede is over zijn functioneren, valt het niet mee om een ouderling of diaken aan de kant te zetten. Hooguit kan een deel van de gemeente zijn ongenoegen laten blijken tijdens de periodieke verkiezing door morrend zijn stem op de tegenkandidaat uit te brengen.
In de hervormde traditie is het al lange tijd gebruikelijk dat ambtsdragers na enkele termijnen een periode van rust wordt gegund. Aanvankelijk was er in behoudende gemeenten onbegrip voor deze regel. Een ambtsdrager wordt voor het leven geroepen en krijgt zijn ambt opgelegd door de Heere Zelf. Hoe kunnen menselijke ordeningen daar een termijn aan verbinden?
Dordtse Kerkorde
Toch was de hervormde kerkorde van 1951 niet de eerste die een maximum stelde aan de termijn van ouderlingen en diakenen. De Dordtse Kerkorde rept zelfs niet van een herverkiezing: „de ouderlingen en diakenen zullen twee jaar dienen, en alle jaar zal het halve deel veranderd, en anderen in de plaats gesteld worden, tenware dat de gelegenheid en het profijt van enige kerken anders vereiste” (art. 27). Ook Calvijn was er voorstander van dat ambtsdragers na een beperkte periode zouden aftreden.
Het is goed dat ambtsdragers, na een poos gediend te hebben, hun taak overdragen aan anderen. Het ambt vergt immers veel tijd en krachten. Ik hoorde van iemand die een halfjaar nodig had om weer tot rust te komen. Het vraagt ook veel van je gezin. Omdat je zo vaak fysiek of mentaal afwezig bent. Omdat het soms lijkt of anderen meer tellen.
Voor hen die de gemeente een aantal jaren trouw gediend hebben, is het heel wat om abrupt aan de zijlijn te staan. Na zo veel jaren weer plaatsnemen bij vrouw en kinderen is op zichzelf heel comfortabel. Tegelijk brengt het afleggen van het ambt ook allerlei gevoelens met zich mee. Zoals het louter menselijke gevoel van aan de kant te staan, niet meer mee te tellen.
Als ambtsdrager wordt er altijd naar je gekeken, je mag het altijd zeggen en je hebt in veel gevallen gelijk. Je draagt immers niet alleen de verantwoordelijkheid voor de gemeente, je bepaalt ook mede het gezicht ervan. Omdat niets menselijks ons vreemd is, kun je zomaar gaan genieten van de invloed die je uitoefent, de positie die je inneemt. En nu ineens blijk je toch een ‘gewoon’ gemeentelid te zijn. Wat goed dat het dienstwerk tijdelijk is.
Onmisbaar
Er kan ook een diep geestelijk gevoel van vervreemding ontstaan. Je mag weten hoe je geroepen bent tot het ambt, hoe de Heere Zelf je weg daarin gebaand heeft, hoe je tot zegen gesteld bent wellicht voor deze en gene. Je mag het werk met liefde en in afhankelijkheid doen. Het is nog lang niet af. En toch komt er abrupt dat einde.
De Heere gebruikt mensen in Zijn dienst, maar is niet van hen afhankelijk. David mocht geen huis bouwen voor de Heere, maar God wilde zijn huisje wel bestendig maken. Zo is het ook met de rechte ambtsdrager: God heeft hem niet nodig in Zijn dienst, maar wil hem wel bedienen met de zegeningen van de grote Ambtsdrager.
Gebed
Het aftreden van kerkenraadsleden heeft soms ook een grote impact op gemeente en kerkenraad. Hoe moet het verder nu deze begenadigde ouderling, deze bekwame diaken zijn plaats niet meer inneemt? Gelukkig zijn er vaak meer kwaliteiten in de gemeente aanwezig dan men dacht, zijn er anderen die het werk over kunnen nemen. Geen mens is onmisbaar. Het gaat in de kerk immers nooit om mensen, om prestaties, om succes. Het gaat erom dat de Heere werkt door Zijn Geest, dat Hij Zijn Kerk bouwt en dat Zijn Naam de eer ontvangt.
In Amerika is het soms de gewoonte dat oud-ambtsdragers een college vormen dat bij belangrijke beslissingen door de kerkenraad geraadpleegd wordt. Ik pleit ook in onze gemeenten voor een college van oud-ambtsdragers met een speciale taak. Geen adviserende of uitvoerende overigens. Nee, laat er in elke gemeente een college van oud-ambtsdragers zijn, die het als hun belangrijkste taak zien om gemeente en kerkenraad op te dragen in hun gebeden.
Dat hoeft geen gesloten gezelschap te zijn. Iedereen mag zich erbij aansluiten. Het gebed hoeft ook niet beperkt te blijven tot de eigen kudde, maar kan ook andere gemeenten betreffen, ja het hele Koninkrijk van God. Dan staan de oud-ambtsdragers in zekere zin toch nog in het ambt, het ambt van alle gelovigen. En hebben ze heel verantwoordelijk werk.
Als alle oud-ambtsdragers deze taak op zich wilden nemen, wat zouden we dan een rijke zegen van de Heere kunnen verwachten. Want God hoort het gebed.
Reageren? welbeschouwd@refdag.nl