Nederlandse predikanten in Duitse concentratiekampen
Tijdens de Tweede Wereldoorlog zaten veel Nederlandse predikanten vast in Duitse kampen en gevangenissen. Zij staan centraal in de bundel ”Van kansel naar barak. Gevangen Nederlandse predikanten en de cultuur van herinnering”.
Op 1 september 1941 werd in Kamp Amersfoort de eerste predikant binnengebracht, op 6 maart 1945 de laatste. De helft (38 van alle predikanten aldaar) was hervormd, 33 predikanten kwamen uit een gereformeerd kerkverband, van wie 31 uit de Gereformeerde Kerken. En verder waren er een lutheraan, een doopsgezinde en een baptist.
Het ontging de Duitsers niet, schreef later ds. J. Overduin, dat de Gereformeerde Kerken in het verzet oververtegenwoordigd waren. „O weer een van die vervloekte kerk van Colijn”, reageerden zij, als bij een eerste verhoor een predikant zich tot die kerken bekende. Zij hadden zich meestal vrijmoedig tegen de bezetter uitgesproken, hoewel de kerk op zich nog een plaats was waar dat meer dan op andere plekken kon.
Even opvallend is overigens dat er uit wat heet bevindelijk gereformeerde hoek nauwelijks namen voorkomen, ook niet in de kampen Vught en Westerbork en in de Duitse kampen Bergen-Belsen, Buchenwald, Dachau, Neuengamme, Sachsenhausen en Theresienstadt.
Gedetineerde predikanten
In het boek ”Van kansel naar barak”, dat als ”Jaarboek voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme na 1800” (nr. 19) werd uitgegeven, staan alle namen vermeld van de gedetineerde predikanten, met speciale aanduiding van hen die in de kampen zijn omgekomen. Als het dan toch om de bevindelijke hoek gaat, noteer ik uit hervormde kring ds. Jac van Dijk, die toen hij in Garderen stond naar Amersfoort werd getransporteerd, ds. E. J. Beens uit Hedel, waar hij van 1932 tot 1946 predikant was, maar die later overigens meer in het midden van de Hervormde Kerk terechtkwam, en ds. E. J. Fokkema uit Goudswaard (toen rechts-confessioneel), die in Bergen-Belsen is omgekomen. Ik noteer hier overigens ook de naam van de confessionele predikant en latere hoogleraar G. P. van Itterzon.
Wat de gereformeerde kerkelijke denominaties betreft is er in het boek een foutieve vermelding. Ds. J. Kars, die op 29 december 1942 is gefusilleerd, wordt gerekend tot de Gereformeerde Gemeenten. Hij was echter ooit als hervormd godsdienstonderwijzer werkzaam in Brandwijk en later in de evangelisatie in Capelle aan den IJssel, waaruit de Westerkerkgemeente is voortgekomen. Daar echter kwam het met hem tot een breuk, waarna hij zich gevoegd heeft bij de vrije Nederduits Gereformeerde Gemeenten van ds. Joh. van Welzen, waar hij ook tot predikant is bevestigd.
Bevindelijke flank
Intussen geeft het stof tot overdenking genoeg waarom de bevindelijke flank ontbrak, al haast ik me te zeggen dat er ook daar predikanten waren die zich moedig, met gevaar voor eigen leven, tegen de bezetter hebben gekeerd. Maar toch! Feit is dat er soms ook misprijzend is gesproken en geschreven over actief verzet tegen de nazi’s uit bepaalde kerkelijke hoek, zijnde een consequentie van kuyperiaans activisme. Anderzijds kan niet worden ontkend dat er uit gereformeerde hoek soms ook wel triomfantelijke tonen over hun moed tijdens de oorlog hebben geklonken.
Gebedsverhoring
Intussen toont het boek ontroerende voorbeelden van zulke moed, van godsvertrouwen, van onverzettelijkheid tot in de dood. De hervormde ds. D. A. van den Bosch was de eerste die omkwam in een concentratiekamp. Veelvuldig komt de gereformeerde ds. J. Overduin naar voren, die een ontroerende petite histoire naliet in zijn ”Hel en hemel van Dachau”. In Dachau was hij tot de staat van ”muzelman” vervallen, het kampjargon voor een gevangene „die door honger en uitputting de primaire levensdrang verloren had.”
Overduin zag zijn dood voor ogen. In zijn thuisgemeente Arnhem organiseerde men op 17 december 1942 een bidstond en op diezelfde dag ook in Dachau. Men bad om vijf veranderingen: een andere kampcommandant, het toestaan van pakkettenontvangst, verhuizing van blok 28 naar blok 26, meer nachtrust en minder zware arbeid. In Overduins beleving kwamen die verbeteringen op één keer, als rechtstreekse gebedsverhoring.
Spiegel
Expliciet worden er in het boek hoofdstukken gewijd aan enkele predikanten: Max Enker, „de Joodse dominee van Westerbork”, die uiteindelijk weer tot het Jodendom terugkeerde, Johannes Kapteyn, een „compromisloze” jonge gereformeerde dominee, Gerrit Plantagie, als gereformeerd hulpprediker begonnen in Dieren, en de familie Ader, van het bekende boek ”Een Groninger pastorie in de storm”.
Ook wordt het bizarre verhaal beschreven van dr. H. W. van der Vaart Smit, de ‘verrader’, die tot twaalf jaar gevangenisstraf werd veroordeeld en zijn verdere leven rusteloos op zoek is geweest naar eerherstel.
Het boek laat intussen niet onvermeld dat predikanten in de kampen soms ook weer een enigszins bevoorrechte positie innamen, zodat ze hun werk als pastor konden verrichten. De oecumenische contacten die in de kampen opbloeiden krijgen ook hun plek. Kennelijk brengen vooral noodsituaties ertoe om elkaar over kerkgrenzen heen te ontmoeten en te waarderen.
Daarom heeft dit boek een spiegelfunctie. Hebben ”we” het goed gedaan in het verleden? Wat heeft het te zeggen dat de moffen spraken van „de vervloekte kerk van Colijn?” Hebben we in de naoorlogse jaren de lessen van de Tweede Wereldoorlog ter harte genomen? Moeten we geestelijke herkenning en erkenning aan laten komen op crisissituaties?
Het verleden kunnen we nooit overdoen. Wel kunnen we ervoor waken het verleden opnieuw te moeten beleven. Men leze daarom dit boek. Met dank aan de auteurs.
Boekgegevens
”Van kansel naar barak. Gevangen Nederlandse predikanten en de cultuur van herinnering”, door George Harinck en Gert van Klinken (red.); uitg. Meinema, Zoetermeer, 2011; ISBN 978 90 211 4312 5; 208 blz.; € 18,-.