Duitse deserteur Ludwig Baumann: van lafaard tot held
Omdat hij tijdens de Tweede Wereldoorlog wil deserteren, krijgt Wehrmachtsoldaat Ludwig Baumann de doodstraf. Hij is een landverrader en een lafaard. Baumann overleeft echter de oorlog en is nu een held. „Maar zo wil ik niet worden genoemd.”
Regelmatig glimlacht de 90-jarige Baumann vriendelijk. Zijn ogen staan nog helder. Met zijn slanke postuur loopt hij licht voorovergebogen door zijn moderne appartement in Bremen, waar hij zelfstandig woont. Een vrouw heeft hij niet meer. Zijn echtgenote is in 1966 bij de geboorte van hun zesde kind overleden. Daarna is hij nooit hertrouwd. „Ik heb wel een vriendin, maar ik kan het niemand aandoen met mij de nacht door te brengen, want ik slaap slecht. Dan komt alles wat er in het verleden is gebeurd terug en ga ik maar mijn bed uit, want dan doe ik geen oog meer dicht.”
Als Baumann op 13 december 1921 in Hamburg wordt geboren hebben zijn ouders niet het geringste vermoeden dat hun zoon zo’n bewogen leven te wachten staat. Zijn vader, die als tabakshandelaar een goed bestaan heeft opgebouwd, hoopt dat zijn zoon Ludwig hem zal opvolgen in de zaak, maar Ludwig heeft een vorm van dyslexie, waar niemand in die tijd iets van weet. „Mijn zus Gertrud –ik heb verder geen broers of zusters– haalde geweldige cijfers op school en ik alleen maar onvoldoendes.” Omdat Ludwig niet voldoet aan het verwachtingspatroon van zijn vader, een licht ontvlambare man, bijt die hem toe: „Was jij maar een meisje en je zus een jongen.”
Zijn moeder, een zachtaardige vrouw, overlijdt als Ludwig 15 jaar is. „Ik was totaal gechoqueerd.” De jongen verandert op slag. „Als mensen me vroegen iets te doen wat me niet beviel, liet ik ze kletsen. Bij de marine moest ik in 1940 de laarzen van officieren poetsen, dat deed ik dus niet. Voor straf moest ik het scheepsdek schrobben.”
Had u iets met Hitler?
„Totaal niet. Ik ben ook nooit lid van de Hitler-Jugend geweest. Hitler bezocht regelmatig Hamburg. Ik weet nog dat hij ”Lebensraum im Osten” (levensruimte in het oosten, RZ) voor het Duitse volk eiste. Dan vroeg ik me af wat dat betekende voor de mensen die daar woonden. Moesten die worden verdreven?”
Wanneer ging u in dienst?
„In 1940 moest ik in het leger. Na mijn opleiding in België moest ik naar de Franse havenstad Bordeaux. Daar kwam ik in 1941 terecht. De plannen voor de invasie van Engeland hadden de nazi’s toen al losgelaten. Daar geloofde van de Duitsers toen al niemand meer in.”
Te vrezen voor zijn leven hoeft Baumann niet in de Franse stad. Hij moet het legermaterieel bewaken en krijgt iedere dag een liter wijn. Maar Baumann wil geen soldaat meer zijn. Samen met zijn dienstkameraad Kurt Oldenberg besluit Baumann in 1942 te deserteren. Baumann en Oldenberg verschaffen zich toegang tot het wapendepot en maken een paar geweren met munitie buit. „Franse havenarbeiders regelden onopvallende kleren voor ons en brachten ons met een vrachtwagen naar de grens met Vichy-Frankrijk. De bedoeling was dat we de grens zouden oversteken en dan via Spanje en Marokko naar de Verenigde Staten zouden vluchten.”
Vlak voor de grens laten de Fransen, waarschijnlijk leden van het verzet, de twee Duitsers uit de vrachtwagen. „We waren een paar kilometer van de grens die we alleen nog maar hoefden over te steken. Maar toen stuitten we op een Duitse grenspatrouille. We konden ze neerschieten en snel verder gaan, maar we konden de trekker niet overhalen. Het ging gewoon niet. Ik kan niet iemand doden.”
Op 9 juli 1942 wordt Baumann na een rechtszitting van veertig minuten wegens desertie tot de dood veroordeeld. Baumann kijkt niet op van het vonnis. Hitler heeft namelijk gezegd dat „een soldaat kan sterven, maar een deserteur moet sterven.”
Baumann wordt opgesloten in de dodencel, waar hij in permanente doodsangst zit. „Iedere morgen als ik voeten hoorde dacht ik dat ze me kwamen halen voor het voltrekken van het doodvonnis.”
Het doodvonnis werd niet voltrokken. Hoe kwam dat?
„Door toedoen van mijn vader. Hij kende admiraal Raeder en zocht contact met hem. Daardoor werd op 20 augustus 1942 het vonnis in twaalf jaar tuchthuis omgezet.”
Maar daarvan wordt Baumann niet op de hoogte gesteld, niet de volgende dag, niet de volgende week en ook niet de volgende maand. Hij ligt in zijn dodencel en iedere keer als hij de cipiers hoort, denkt hij dat zijn laatste uur heeft geslagen. „Nu nog droom ik bijna iedere nacht dat ze de celdeur opendoen en ze me komen halen voor mijn executie. Vroeger dacht ik dat de dromen zouden overgaan, maar dat verwacht ik niet meer.”
Pas na acht maanden, op 29 april 1943, delen de nazi’s Baumann mee dat hij niet hoeft te sterven. „Ik kwam eerst in het concentratiekamp Emsland terecht. Daarna volgde de gevangenis Torgau, waar ik Johann Lukaschitz leerde kennen. Johann was een hoogstaand mens. Hij maakte deel uit van een eenheid waarvan een aantal militairen, naar Russisch voorbeeld, een zogenaamde soldatenraad had gevormd. Johann sloot zich niet bij hen aan, maar verried hen ook niet. En juist daarvoor, omdat hij zijn kameraden niet aangaf, kreeg hij de doodstraf. Als zogenaamde oorlogsverrader kwam hij onder de guillotine.”
Na zijn gevangenschap in Torgau wordt Baumann bij een strafbataljon in Wit-Rusland ingedeeld. Een strafbataljon is een strafeenheid van de Wehrmacht. De strafeenheden moeten de gevaarlijkste missies uitvoeren. „Dat strafbataljon was een zogenaamd ”Himmelfahrtskommando”, dat wil zeggen dat je zeker zou sneuvelen.”
Maar u overleefde het?
„Een kogel trof me in mijn borst. Ik had geluk dat ik niet in mijn hart werd geraakt. Een Tsjechische arts behandelde me zo dat de wond slechts langzaam genas, anders had ik niet geweten of ik de oorlog had overleefd, want dan had ik weer naar het front gemoeten.”
Na de oorlog keert Baumann terug naar Hamburg. „Mijn vader was niet echt blij mij te zien. Hij wilde niet dat ik als deserteur de doodstraf kreeg, daarvoor had hij zich ingespannen. Aan de andere kant was ik een deserteur en dat vond hij een schande. Twee jaar later, in 1947, is hij gestorven, officieel door maagklachten, maar het was van verdriet.”
Deserteurs hadden het na de oorlog in Duitsland niet makkelijk?
„In de ogen van zeg maar gerust iedereen had je niet gevochten en was je een lafaard. Zelfs mijn enige zus noemde me zo.
Een keer werd ik in Hamburg in elkaar geslagen door mensen die wisten dat ik deserteur was geweest. Toen ik hen aangaf bij de politie kreeg ik nog een pak rammel.”
Wat deed dat met u?
„Ik ging drinken. In een paar jaar tijd was het vermogen van mijn ouders op.”
Baumann krijgt ondanks zijn drinkgedrag een vrouw, Waltraud. Het stel verhuist naar Bremen, waar ze een gezin stichten. „Mijn vrouw werd wanhopig van me omdat ik steeds dronk.”
Bij de bevalling van hun zesde kind overlijdt Baumanns vrouw in het kraambed. „Ik werd er door wakker geschud en liet de fles staan.”
Baumann de deserteur wordt in 1986 een strijder als er letterlijk bij hem om de hoek in Bremen een standbeeld ”voor de onbekende deserteur” wordt opgericht. „Ik ontdekte dat ik niet de enige deserteur was geweest.”
Met 37 andere deserteurs richt Baumann de ”Vereniging voor NS-slachtoffers van militaire rechtbanken” op. „Ik ging met hen vechten voor rehabilitatie. Het is toch niet verkeerd dat wij in de oorlog weigerden te vechten voor een misdadig regime?”
Historici en politici scharen zich aan de zijde van de groep. Een jarenlange strijd volgt, die uiteindelijk succesvol wordt afgesloten. „Met de jaren zijn we volledig gerehabiliteerd.”
Van de vereniging is nu alleen nog Baumann in leven, maar nog altijd zit hij niet stil. „Bijna wekelijks spreek ik voor scholieren over mijn verleden.”
Als Baumann 13 december 2011 90 jaar wordt, moet hij op het stadhuis komen. „De burgemeester ontving me.”
De kranten noemden het een heldenontvangst?
„Noem me alstublieft geen held.”