Dienstbetoon essentieel voor arbeidsrelaties
Oud-vakbondsleider Wim Kok, van de barricade overgestapt naar het rode pluche, zei eens: „Bedrijven doen het goed als werkgever en werknemer er samen voor gaan.” Hij heeft het bij het rechte eind. Goede relaties op de werkvloer zijn zeker in crisistijd voorwaarde om te overleven.
Ondanks de moeilijke economische omstandigheden is het tot nu toe tamelijk rustig aan het stakingsfront. Toegegeven, af en toe leggen werknemers het werk neer – deze week nog de schoonmakers. Maar vergeleken met zo’n twintig jaar terug is er sprake van betrekkelijke rust. Nu spreekt men al van een grote protestdemonstratie als er 2000, 3000 mensen op de been zijn, toen was het niet ongewoon als er 10.000, 20.000 op het Museumplein of het Malieveld bijeenkwamen.
Ongetwijfeld zal dat te maken hebben met een zekere lauwheid bij mensen. Het moet wel heel erg zijn wil men vandaag de dag nog in de benen komen. En de crisis is erg, maar latent is ook het besef aanwezig dat het monster zo groot en zo ongrijpbaar is dat het moeilijk valt aan te pakken of te bestrijden. Bovendien weten veel mensen dat je wel kunt strijden om “meer”, maar dat je in het algemeen al blij mag zijn als je kunt houden wat je hebt. Kortom, massale stakingen zijn niet direct te verwachten, al vallen ze nooit helemaal uit te sluiten.
Wil dat zeggen dat er in bedrijven doorgaans sprake is van gezonde arbeidsverhoudingen? Dat valt te betwijfelen. „In veel ondernemingen is op de werkvloer het wij-zij-gevoel diep geworteld”, zegt de Amerikaanse ethicus John Jefferson Davys. „Werknemers zien de leiding vaak als harde heren die nauwelijks oog hebben voor de problemen van de werknemers. Omgekeerd zien werkgevers hun medewerkers als kritische lastpakken die het altijd beter denken te weten, maar geen besef hebben van de moeilijke vragen waarmee een directie te maken heeft. Wanneer werkgever en werknemer elkaar zo bekijken, is hun blik vertroebeld. Dat is op lange termijn tot schade van het bedrijf, al lijkt op het eerste gezicht alles (nog) goed te gaan.”
Bijbelse plicht
Het belang van goede relaties op het werk zal niemand willen ontkennen. Ze zijn essentieel voor de arbeidsvreugde en voor het bedrijfsresultaat. Verziekte verhoudingen kunnen leiden tot arbeidsonrust, zijn schadelijk voor het bedrijfsimago, kunnen gevolgen hebben voor de financiële resultaten en hebben niet zelden een fnuikende invloed op de psychosociale gesteldheid van de werknemers. Daarom zoekt bijna iedereen een prettige werksfeer. Dat is in zijn belang, dat is ook in het belang van de onderneming.
Voor christenen behoort het zoeken naar en werken aan goede relaties tot de plichten die de Bijbel voorhoudt. De kern van het Evangelie is verzoening. Allereerst en allermeest betreft dat de verticale relatie, tussen God en mens. Maar die is tegelijk ook voorbeeld voor de verhoudingen tussen mensen onderling. Door de zonde worden relaties verziekt, door verzoening worden ze hersteld. Het is christenplicht om het goede voor de naaste te zoeken. John V. Taylor, rond 1970 anglicaans bisschop van Winchester, noemde het Koninkrijk van God veelbetekenend het „koninkrijk van de goede relaties.”
Winst maken
Het gewicht dat op grond van de Bijbel gehecht moet worden aan goede relaties heeft alles te maken met de christelijke visie op bedrijfsdoelstellingen. Algemeen wordt erkend dat een succesvolle onderneming: 1. winst moet maken; 2. adequate beloningen, goede secundaire arbeidsvoorwaarden en mooie perspectieven aan de werknemers moet bieden; 3. investeren moet in onderzoeken en innovatie; 4. dividend moet uitkeren aan de aandeelhouders; 5. belasting moet betalen aan de regering; 6. de samenleving moet dienen.
In de discussie gaat het niet zozoeer over de vraag of deze doelstellingen wel juist zijn, maar vooral om de volgorde ervan. Veel zakenmensen stellen dat winst maken het hoofddoel is, omdat anders het bedrijf failliet gaat. En daar zit iets in. Winst is een belangrijke graadmeter voor de gezondheidstoestand van een bedrijf. Werknemers zullen vooral kijken naar hun eigen portemonnee en carrièremogelijkheden. En ook dat is logisch. Zij hebben in hun levensonderhoud te voorzien. Daar werken ze voor.
Toch zullen christenen zich wat ongemakkelijk (moeten) voelen als winst of eigen inkomen vooropstaat. Immers, dan lijkt het dat geld en eigenbelang vooropstaan. Iemand die wil leven naar de Bijbel zal dienstbaarheid, het dienen van de ander, voorop willen stellen.
Werken in paradijs
Werken is voor een christen –als het goed is– vooral ook het dienen van God en de medemens. Die doelstelling was er al in het paradijs. Soms wordt gedacht dat Adam en Eva voor de zondeval niets behoefden te doen. Alsof ze dag in dag uit vakantie hadden. Maar dat is een misvatting. Aan Adam was het bestuur van de hof van Eden opgedragen. Hij kreeg bijvoorbeeld de opdracht van God om de dieren een naam te geven. Maar het werken daar was zijn vreugde. Daarmee diende hij God. Werken als dienst aan Schepper en schepsel is dus een belangrijke Bijbelse notie.
Natuurlijk is het niet zo dat het dienstbaar zijn losgemaakt kan worden van de andere bedrijfsdoelstellingen. Wil een bedrijf de samenleving dienen, wil het kunnen voortbestaan en uitbreiden, dan zal de onderneming niet alleen belasting moeten betalen en goed voor zijn werknemers moeten zorgen maar ook winst moeten maken. Daaruit kunnen de kosten voor onderzoek en vernieuwing en de uitkering van dividend betaald kunnen worden. Met andere woorden: de zes doelstellingen voor een bedrijf grijpen in elkaar. Je zou ze kunnen vergelijken met de spaken van een wiel. Die zijn allemaal even hard nodig.
Ongelukken
Feitelijk is met het beeld van de wielspaken ook een antwoord gegeven op de vraag hoe de verhoudingen tussen werkgever en werknemer moeten zijn. Ze hebben elkaar keihard nodig en moeten gezamenlijk in een vloeiende beweging op het doel afgaan. Het kan niet zo zijn dat de ene spaak een andere richting uit wil dan de andere. Dat leidt tot ongelukken.
Wat betekent dit in de praktijk voor de onderlinge verhoudingen? De Bijbel leert ons op dat punt in ieder geval twee dingen. Essentieel zijn dienstbetoon jegens elkaar en respect voor elkaar.
Leerzaam is de geschiedenis van de ontmoeting tussen koning Rehabeam en de vertegenwoordigers van het volk na de dood van koning Salomo. Het volk vraagt of er een einde kan komen aan het strenge arbeidsregiem dat Salomo had gevoerd. De oudere adviseurs van koning Rehabeam zeggen: „Indien gij heden knecht van dit volk wezen zult en hen dienen en hun antwoorden en tot hen goede woorden spreken zult, zo zullen zij ten allen dage uw knechten zijn.” Dat verstandige advies sloeg de koning in de wind en het gevolg was dat het rijk in tweeën uiteenviel.
De raadgeving van de oudere adviseurs van de Israëlitische kroon is tot op de dag van vandaag van belang. Als de heer zijn knechten dient, zullen zij hem dienen. De Heere Jezus Zelf zei dat leiderschap gezien moet worden als dienstbetoon: „En zo wie van u de eerste zal willen worden, die zal aller dienaar zijn.” Paulus raadt de Flippensen om in ootmoedigheid de een de ander uitnemender te achten dan zichzelf en niet te letten op het eigen belang maar ook op dat van de ander (zie Filippensen 2:3-4). Wederzijds dienstbetoon is Bijbels gezien richtinggevend voor werkgevers en werknemers.
Tweede kernbegrip is elkaar met respect behandelen. In het Oude Testament zijn allerlei wetten gebaseerd op de gedachte dat baas en knecht elkaar moeten achten. Beiden zijn schepselen van God en moeten daarom in hun waarde worden gelaten. „Die de arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich de nooddruftige ontfermt, die eert Hem” (Spreuken 14:31).
Het was deze gedachte die ten grondslag lag aan bijvoorbeeld de opdracht om de knechten nog dezelfde dag loon te betalen. Dat uitgangspunt is ook terug te vinden in de nieuwtestamentische vermaningen voor meesters om slaven goed te behandelen. Omgekeerd vermaant de apostel de knechten om hun heren gehoorzaam te zijn.
Onzuiver
In alle eerlijkheid blijken die gezamenlijkheid, dat dienstbetoon en wederzijds respect lang niet altijd de arbeidsverhoudingen in ondernemingen en instellingen te stempelen. Ook in christelijke en meer specifiek reformatorische ondernemingen is geregeld sprake van onzuivere of verstoorde arbeidsverhoudingen. Soms is dat voor iedereen zichtbaar, soms zit dat onderhuids onder een dun laagje van fatsoen of zelfs van degelijkheid. Men belijdt dat dienstbetoon en respect gebod zijn, maar ondertussen wordt bij de koffieautomaat of in de managementvergadering fors afgegeven op de andere partij binnen het bedrijf. Dat is on-Bijbels, zondig en fnuikend voor het bedrijf. Zeker als er sprake is van zwaar weer, zoals nu, hebben alle werkers in het bedrijf elkaar nodig.
Onze Vader
Tekenend is dat in het Onze Vader niet gebeden wordt: „Geef mij mijn dagelijks brood” maar: „Geef ons heden ons dagelijks brood.” Dat wijst op gezamenlijkheid, het is een gemeenschappelijk belang. Jaren geleden schreef ds. J. Overduin in dit verband in zijn boek ”Worden als een man”: „Over het algemeen onderschat de arbeider de enorme verantwoordelijkheid, de spanningen en risico’s van de ondernemer. En over het algemeen verplaatst de ondernemer zich veel te weinig in de beperktheden van de arbeider. Op een conferentie over economische en sociale vraagstukken zei ik eens, nadat ieder vanuit eigen positie zijn belangen had geëtaleerd en bepleit: „Wat zal ik de dag zegenen, wanneer ik een ondernemer hoor spreken in zulk een zich-verplaatsen der liefde in de situatie van de werknemer, dat men vast overtuigd zou zijn: hier is een arbeider aan het woord. En wanneer een arbeider zo zou spreken over de positie van de ondernemer, dat men zou denken: hier is een ondernemer aan het woord.”
Het lijkt mij een christelijke gedachte, zo direct volgend uit het gebed: „Geef ons heden ons dagelijks brood”, wanneer dit zou gebeuren. Het zou ook een gevolg zijn van „de naaste liefhebben als zichzelf”, dat wil zeggen: even warm lopen voor de belangen van de naaste als voor eigen belangen.”