Iraakse christenen hebben het moeilijk in Libanon
In een buurtcentrum in een buitenwijk van de Libanese hoofdstad Beiroet wordt elke vrijdag een gratis lunch geserveerd aan Iraakse vluchtelingen. Geduldig wachten de vrouwen op een portie kip met aardappelen, terwijl hun kinderen druk bezig zijn met kerstkleurplaten.
Zuchtend gaat een van de moeders bij een groepje vrouwen zitten. „Dit jaar zien ze waarschijnlijk alleen een kerstcadeautje op hun kleurplaat”, zegt ze fluisterend. De vrouwen nemen de problemen van de afgelopen week door. Ze zijn jong, maar zien er oud en vermoeid uit. Veel van hun kinderen gaan al maanden niet naar school, omdat ze te laat werden ingeschreven of omdat ze een baantje hebben gevonden en zo wat geld kunnen verdienen.
Langzaam druppelen er steeds meer mensen binnen. Ze wonen allemaal in Bauchrieh, een christelijke buitenwijk van Beiroet. Grote gezinnen leven in kleine gehuurde kamertjes en met een beetje geluk verdienen dokters wat geld als schoonmaker en hoogleraren als kapper. Alleenstaande moeders en jonge meisjes werken soms in de prostitutie, omdat ze daar relatief veel geld mee kunnen verdienen.
In een hoekje van de zaal zit een man zijn tweede bord aardappelen naar binnen te schrokken. Hij is in z’n eentje naar Libanon gevlucht en komt maar al te graag naar het buurtcentrum voor een warme maaltijd. „In Irak heb ik eigenlijk alleen maar oorlog gekend. Ik haat Irak”, zegt Akram (55). Elf jaar lang vocht hij in de oorlog tegen Iran. „Mijn leven is een aaneenschakeling van oorlog en geweld. Toen ik eindelijk thuiskwam van het front had ik niets. Er waren sancties tegen het Iraakse regime en ik kon geen baan vinden om een bestaan op te bouwen. Ik ben toen in de slijterij van mijn broer in Basra gaan werken.”
Vies
Zijn broer is inmiddels vermoord. „Snel na de val van Saddam Hussein werden slijterijen verboden. De winkel was de enige bron van inkomsten voor onze familie, en mijn broer hield zijn zaak daarom open. Hij heeft er een hoge prijs voor betaald.” In vloeiend Engels vertelt hij dat er vrijwel geen christenen meer over zijn in de stad Basra. „Ze haten ons; ze zeggen dat we vies zijn. Al mijn familieleden zijn Irak inmiddels ontvlucht. Ik wil emigreren naar Canada, daar woont mijn zus.”
Zijn beste vriend zit naast hem en luistert aandachtig mee. Nadat zijn vrouw om het leven kwam, vluchtte ook hij in z’n eentje naar Libanon. Hij heeft twee zonen en een dochter in Amerika. „Daar wil ik naartoe, want verder heb ik niemand”, zegt Dany. Na afloop blijven de vrienden nog een tijdje zitten om met de sociaal werkers te praten. Ze kunnen geen werk vinden en hebben na al die maanden in Libanon een inkomen nodig. Als het licht uitgaat, vertrekken ze en schuifelen ze langzaam de straat uit.
Karin Suleiman, die voor de hulporganisatie Caritas de activiteiten in het buurtcentrum organiseert, zwaait hen uit. „Het is vreselijk moeilijk voor dit soort mannen om niets om handen te hebben. Ze hebben het gevoel dat ze niets betekenen en dat het leven geen zin heeft.” Suleiman zegt dat er in het centrum dagelijks activiteiten zijn waar vluchtelingen uit de buurt op afkomen. Er zijn make-uplessen, workshops om sieraden te maken en sessies om chocola te leren versieren. De kinderen repeteren voor een kerstvoorstelling.
„Het is een manier om hen hun huis uit te krijgen. Een moment om hun problemen even te vergeten en hun vaardigheden bij te brengen die ze hopelijk later voor hun werk kunnen gebruiken”, zegt Suleiman, die al meer dan twee jaar met dezelfde groep vrouwen werkt. „Spreek iemand aan en je hoort wéér een vreselijk verhaal. De vrouwen zijn over het algemeen depressief, getraumatiseerd, gespannen en heel erg down. Het enige waar ze aan kunnen denken, is hun vertrek naar het Westen. Soms zijn ze zelfs te depressief om naar onze sessies te komen. Dan komen ze dagenlang hun huis niet uit.”
Fotocollage
Suleiman heeft al heel wat afscheidsfeestjes georganiseerd. „Het moment waarop de Iraakse vluchtelingen hun ticket krijgen, bellen ze me, zodat ik kan beginnen met de voorbereidingen. We zorgen dat er een taart is en maken een fotocollage van de achterblijvers.”
Libanon heeft al jaren te kampen met een grote stroom vluchtelingen uit Irak. Naar schatting verblijven er in het land op dit moment iets minder dan 10.000 Irakezen. Allemaal hopen ze zich via de Verenigde Naties in Europa of de Verenigde Staten te kunnen vestigen.
„Veel vluchtelingen worden vanuit Libanon elders ondergebracht. In 2010 vertrokken er 2000 en dit jaar hebben we 3000 verzoeken ingediend”, zegt Dana Sleiman, woordvoerster van de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR.
Ze zegt dat een ‘verhuistraject’ gemiddeld twee jaar duurt. „De meest kwetsbare gevallen krijgen de voorkeur”, legt Sleiman uit. Ze zegt dat de meeste Irakezen naar de Verenigde Staten, Australië, Canada of Noord Europa vertrekken. „In Libanon kunnen ze niet blijven. Gaan ze niet naar het Westen, dan moeten ze uiteindelijk terug naar Irak. We hebben een programma voor vrijwillige terugkeer, waarbij we hen financieel kunnen ondersteunen. Het gebeurt niet vaak, dit jaar zijn er misschien honderd mensen teruggegaan.”
Zeya (45) piekert er niet over om ooit nog terug te keren naar Irak. Ze heeft maar één doel: zich vestigen in de Verenigde Staten. De weduwe en haar vier kinderen wachten al iets langer dan een jaar op het beslissende telefoontje dat ze kunnen vertrekken. „Mijn broer en mijn zus wonen in Californië, daar wil ik heen. Hier staat ons leven stil.”
Niet zonder tranen
Praten over de moord op haar echtgenoot gaat niet zonder tranen. „Het was de huwelijksdag van onze dochter. Wat een mooie dag had moeten worden, werd een tragedie”, zegt Zeya. Haar man had haar beloofd Bagdad meteen na de bruiloft te verlaten. Zijn geliefde Irak zou hij tijdelijk vergeten. „Ik wist dat hij gevaarlijk werk deed, maar hij geloofde erin. Ik steunde hem”, zegt ze.
Voor de val van het regime van Saddam Hussein was haar echtgenoot een succesvolle kleermaker. Feestjurken waren zijn specialiteit. „Maar steeds meer moslims hadden kritiek op mannelijke kleermakers die met vrouwelijke klanten werkten. De zaken gingen achteruit en toen hij een aanbieding kreeg om voor de Amerikanen te werken, twijfelde hij niet lang.”
Ze egt dat hij al snel belangrijke taken kreeg als informant. „We konden niemand vertellen wat voor werk hij deed. We zeiden dat hij voor de regering werkte en hielden het verder vaag.” Op de huwelijksdag van hun dochter werd haar man door zijn hoofd geschoten. „Met haar bruidsjurk aan bracht ze hem naar het ziekenhuis. Daar aangekomen was hij overleden. Ik weet zeker dat er een moslimgroepering achter zijn dood zit. Hij was al een paar keer bedreigd en ze hadden het duidelijk op hem gemunt.”
Toen eind vorig jaar zeker vijftig christenen vermoord werden in een Syrisch-orthodoxe kathedraal in Bagdad maakte angst zich van Zeya meester. Kennissen waren om het leven gekomen en toen haar oudste zoon een paar dagen later met de dood werd bedreigd en een vriendje van haar jongste zoon werd gegijzeld, besloot ze te vertrekken.
„Een huis van een familie in de buurt werd verwoest; we kwamen niet meer buiten.” Ze pakten hun bezittingen in vier koffers en vlogen naar Libanon. „Ik ben blij dat we zijn vertrokken. De man van mijn zus is onlangs vermoord en zij is achtergebleven met vijf kinderen. Ik spreek haar regelmatig, maar kan vanuit Libanon maar weinig voor haar betekenen.”
Voedselbonnen
Hoewel Zeya werk heeft gevonden als schoonmaakster is ze sterk afhankelijk van de hulp van Caritas. „Er kloppen hier per week minstens vijf nieuwe families aan”, zegt Carine Haddad, die het Caritaskantoor beheert. „Vaak hebben ze vrijwel niets bij zich. We geven hun matrassen, lakens en schoonmaakmiddelen voor hun nieuwe huis. Waar mogelijk proberen we de kosten van de huur te drukken. Libanon is duur, dus sommige families krijgen voedselbonnen of geld.”
Ook op deze doordeweekse ochtend is het een drukte van belang bij Caritas. Luid pratend zitten de mensen te wachten op een gesprekje met een sociaal werker. Vrouwen hebben oude buggy’s met kinderen bij zich, mannen zitten met peuters op schoot. „De meesten van hen zijn christen. Libanon is populair. Ze denken dat dit een christelijk land is en ze krijgen goede informatie van vluchtelingen die hun zijn voorgegaan”, zegt Haddad.
Haar centrum bekommert zich om zo’n duizend families in de omgeving. Ze zegt dat Caritas de mensen die zich laten registreren een vragenlijst voorlegt. „Op de vraag: Zou u weer teruggaan naar Irak als het daar veilig is, antwoordt 80 procent: Zeker niet.” Haddad zegt dat de vluchtelingen het zwaar hebben. „Ze betalen hoge huren en de economische situatie is vreselijk moeilijk; dit resulteert in een leven met veel stress.”
Daar weet Rafah (41) alles van. Sinds ze een jaar geleden naar Libanon kwam, heeft ze allerlei kwalen. „Het zullen de spanningen wel zijn. Afgelopen maand heb ik mijn trouwring moeten verkopen om de huur te kunnen betalen”, zegt de vrouw, die als hoogleraar aan de technische universiteit van Bagdad werkte. „In Irak verdiende ik 2500 euro per maand. Hier zijn we illegaal. We kunnen niets”, zegt de moeder van twee kinderen. De matrassen waar zij en haar gezin op slapen, liggen in een hoek opgestapeld. Met z’n vieren slapen ze in een kleine, vochtige kamer in een vervallen gebouw. Hun bezit zit in drie koffers.
Geplunderd
Rafah zegt dat de situatie in Irak voor haar gezin niet langer uit te houden was. „Het begon al in 2007, toen mijn man in zijn rug werd geschoten. Hij werkte voor een ministerie en de groep die hem aanviel wilde geen christenen in de regering. Hij overleefde het, maar vraag niet hoe”, vervolgt ze. Vervolgens werd hun huis geplunderd en verhuisden ze naar de andere kant van de hoofdstad.
Een paar maanden later zat Rafah nietsvermoedend examens na te kijken op de universiteit, toen er een briefje onder de deur van haar kantoor werd geschoven. „Draag een hoofddoek, of we vermoorden je, stond er op het papier”, zegt ze. „Het was ondertekend door een islamitische groepering, en eerlijk gezegd dacht ik in eerste instantie dat het een grap van mijn studenten was.” Een week later liep ze met haar twee tienerzoons op straat toen er op hen geschoten werd. Ze konden zich redden door zich achter auto’s te verschuilen.
Toen haar zoon diezelfde maand ruzie kreeg op school en met een gebroken been thuiskwam, was voor haar de maat vol. Ze besloten naar Libanon te vertrekken.
„Ik kan de dag doorkomen zonder dat mijn gezin echt voelt hoe moeilijk we het eigenlijk hebben. Ik probeer ervoor te zorgen dat het hun aan niets ontbreekt. Maar elke dag denk ik: Kon ik vandaag maar naar Amerika.”