Toerisme naar Israël groeit
Het toerisme naar Israël zit weer in de lift. Vergeleken met vorig jaar is het aantal reizigers dat naar het Land der Belofte ging met meer dan 40 procent toegenomen. Dat is een goed teken, want de voorbije drie jaar zijn voor Israëls toerisme en economie een ramp geweest. Toch wordt nog minder dan een kwart van de hotelkamers gebruikt. En wat te denken van gidsen met een zelfmoordpoging achter de rug? Voor juichen is het volgens de Nederlandssprekende gids Chanan Nol nog te vroeg: de schade is te groot.
Vorige maand nog gidste Nol een grote groep Nederlanders door het land van de Bijbel: ongeveer 150 leden van het Hollandkoor. De zanglustigen traden in diverse plaatsen in het land op, ze deelden her en der Hollandse klompjes uit. Het was vooral een solidariteitsreis, om het Joodse volk een hart onder de riem te steken.
„Dat is hartverwarmend”, zegt Nol, die in 1943 in Veghel geboren is, goed Nederlands spreekt en veel van de bijbelse geschiedenis van zijn land weet. „Het is goed om te merken dat er nog mensen zijn die van je houden. De afgelopen drie jaar heb ik geen echte toeristische groepen meer gegidst.” Het Hollandkoor is een uitzondering, net als de groepen die via Christenen voor Israël komen. Het zijn vooral christenen die het negatief reisadvies in de wind hebben geslagen; ze willen het Joodse volk steunen en de heilige plaatsen bezoeken.
De onbekommerd toeristische belangstelling voor Israël lijkt echter weer te groeien. Bijna 100.000 reizigers deden het land de afgelopen maand aan, dat is 44 procent meer dan in juni vorig jaar. De Israëlische minister van Toerisme, Binyamin Elon, verwacht dit jaar 1,2 miljoen gasten. Of deze cijfers daadwerkelijk toeristen betreffen -en geen familiebezoeken of zakenreizen- is de vraag. Wel staat vast dat de meeste toeristen uit Amerika komen: zeker een kwart van het totaal.
Eerder deze maand trok ook het Nederlandse calamiteitenfonds zijn negatief reisadvies voor Israël in. Sonja Mallan van het Israëlisch verkeersbureau in Amsterdam weet uit ervaring dat dit effect heeft. Ze verwacht dat het aantal toeristen naar Israël snel weer toeneemt. Het groeiend aantal telefoontjes dat het verkeersbureau krijgt, wijst daar al op.
Maar gids Chanan Nol is bang dat het nog wel even zal duren voordat hij weer toeristen rondleidt. „Meestal boeken mensen niet voor de dag van morgen.” Sinds de nieuwe intifada drie jaar geleden begon, hebben Nol en zijn collega’s nauwelijks werk gehad. Dagen van afwachten, thuiszitten en geen inkomsten. Het water is een enkeling zo naar de lippen gestegen dat hij tot een zelfmoordpoging kwam.
Zo erg is het bij Nol niet, maar hij is blij met elke dag dat hij aan de slag kan. Hij wordt betaald voor de dagen die hij werkt. Vroeger was hij 250 dagen per jaar voor toeristen in de weer, nu in totaal één maand in drie jaar. Verdiende hij voorheen 200 euro per dag, inclusief fooien, nu is dat soms 20 euro. „Ik houd voortdurend mijn mobiel in de gaten. Intussen breng ik Joodse kinderen van en naar school. Ik ben blij dat ik dat kan doen, maar eigenlijk schaam ik me ervoor. Het stelt niet veel voor en ik verdien er nauwelijks mee. Verder werk ik ongeveer een keer in de week voor orthodoxe Joden, voor 120 euro per dag. Zo blijf ik wel boven water.”
Nol is voorzitter van de vereniging van Nederlandssprekende gidsen geweest. De meesten van de club hebben inmiddels een andere baan gezocht. Ongeveer tien van de in totaal tachtig leden werken nu nog als gids. Tien anderen zijn naar Nederland vertrokken. De anderen zijn inmiddels als leraar, hovenier, beveiligingsbeambte, zeeman of steward bij El Al aan de slag gegaan. Nol: „Ik heb als voordeel dat ik ook met Israëli’s kan werken. Niet alle Nederlandssprekende gidsen zien dat zitten. Dat kan vanwege de nodige kennis zijn; ik ben generalist en kan behalve over geschiedenis ook van alles over planten, dieren en archeologie vertellen.”
Hij werkt ook met orthodoxe Joden. „Die vergen meer inspanning dan gemiddeld. Ze zijn lawaaiiger en ook veeleisender. Wij gidsen zeggen dan: Ze willen je hebben van het moment dat de zon opkomt tot aan het eind van je ziel. Je moet je helemaal geven. Normaal begin ik ’s morgens om 8.00 uur en ben ik om 17.00 uur terug in het hotel; dat is goed te doen. Maar ben je met orthodoxen op pad, dan willen ze nóg een graf en nóg een graf zien.”
Nol moet zich in orthodox gezelschap aanpassen, dat is de afspraak. Hij mag alleen vertellen over wat er te zien valt, niet over wat geweest is. Hij mag geen gewoon dagblad meenemen of in een korte broek verschijnen. Zulke dagen draagt de gids ook een keppel, al is dat dan geen zwarte. En uiteraard moet hij nette taal gebruiken en niet met meisjes praten.
Natuurlijk heeft het wegblijven van de toeristen met de aanslagen in Israël te maken, maar Nol wijt het voor een belangrijk deel ook aan de media. „Zeker gebeuren er rare dingen, maar de media moeten alles niet zo herkauwen. Het buitenland denkt dat Israël in brand staat, maar dat is onzin. Ik denk dat je overal naartoe kunt, ook naar Jeruzalem. Dat kan zeker met een gids - die weet waar je kunt zijn. Waarom gaan toeristen wel naar Egypte en niet naar Israël? Dat snap je toch niet? Hier zijn nog nooit toeristen aangevallen, terwijl die in Egypte juist doelwit zijn.”