Commentaar: Wel wateroverlast, maar geen ramp
Het water komt. Eeuwenlang was dat voor de bevolking van de Lage Landen een angstwekkende waarschuwing. Watersnood betekende dood en verderf. De strijd tegen het water stempelde de bewoners van de lager gelegen gebieden langs de grote rivieren en aan de kust.
Ondanks het feit dat met name na de ingrijpende watersnood van 1953 het dijkenstelsel in ons land fors is verbeterd, zit de angst voor het water bij de meeste Nederlanders nog heel diep. Terwijl ons volk wereldwijd wordt geroemd vanwege de hoge stand van de waterbouwkunde, is er nog altijd grote vrees voor overstromingen.
Dat verklaart de grote aandacht die er deze dagen uitgaat naar de wateroverlast in de noordelijke provincies, met name naar die in een viertal dorpen in Groningen. Daar zijn de problemen het grootst.
Wat de dreigende overstroming voor de mensen daar betekent moet niet worden onderschat. De evacuatie van mens en dier is heel ingrijpend voor de 800 mensen in de gemeente de dorpen Woltersum, Wittewierum en delen van Ten Boer en Ten Post. Het achterlaten van huis en goed zonder te weten hoe je die bij terugkeer aantreft, is voor ieder mens moeilijk.
Ook al lijken de noodzakelijke veiligheidsvoorzieningen dik voor elkaar te zijn, tegen het geweld van wind en water blijkt uiteindelijk geen mens te zijn opgewassen. De dichter van Psalm 135 zegt: „Hij brengt de wind uit Zijn schatkameren voort.” En in Psalm 65 wordt gezegd dat God het bruisen der zeeën stilt. Op een moment dat de stormwind over het land raast en de dijken op breken staan, voelt iedere betrokkene zich een nietig schepsel dat niet vermag tegen de kracht der elementen. Terecht dat mensen hierbij stilstaan.
Toch moet het actuele probleem van de wateroverlast niet overdreven worden. Echte dreiging is er maar in een betrekkelijk klein gebied. En hoe vervelend de evacuatie ook voor de inwoners van vier dorpen is, er is geen sprake van een catastrofe. De huidige wateroverlast in de noordelijke provincies is niet te vergelijken met de ramp van 1953. Er zijn tot op heden geen mensen verdronken en het vee is op droge grond gebracht.
Wie de problemen van de Groninger boeren vergelijkt met die van de slachtoffers van de kernramp vorig jaar in Japan, met de duizenden hongerlijders in Afrika of met de gisteren gedode christenen in Nigeria voelt onmiddellijk aan dat dit onvergelijkbare grootheden zijn.
Natuurlijk wordt de pijn van gebeurtenissen dicht bij huis intenser gevoeld dan het leed dat in ver weg gelegen streken wordt geleden. Toch is het goed ook voor die nood aandacht te hebben. Daarmee groeit het besef dat we –ondanks de huidige problemen met het water– in ons land nog altijd betrekkelijk veilig zijn. Bovendien is het zicht op groter leed van anderen een goed medicijn tegen de eigen pijn van het lijden. De Engelse staatsman uit de 19e eeuw Gladstone heeft ooit gezegd: „Uiteindelijk is de last van ieder ongeluk zo zwaar als men die zelf maakt.” Conclusie: er is in Groningen een probleem, maar geen ramp.