Dienstknecht
Filippensen 2:7b
„De gestaltenis van een dienstknecht aangenomen hebbende en is de mensen gelijk geworden.”
Hij, Die de Middelaar en Verzoener met God wilde zijn, heeft heel de schepping in Zich opgenomen. Over Hem hebben wij al veel gesproken: de nederige en verheven Middelaar, de Heere Jezus Christus.
Eerder hebben wij gezegd dat een schepsel geestelijk of lichamelijk is. Hij nam dus heel de mens in Zich op, toen Hij de gestalte van een dienstknecht aannam. Alles wat er is in het geestelijk verstand, in de ziel en in het lichaam, heeft Hij geheel tot Zich genomen, behalve de zonde. In Hem is dus alles aanwezig om te voorkomen dat iemand zou verdwalen op zijn weg naar loutering door die te zoeken bij een bemiddelend en reinigend schepsel. De ware Middelaar heeft alles. Alles heeft die Middelaar in Zich opgenomen, om geen andere reden dan dat zo’n bemiddelend Schepsel kan reinigen van zonden en bevrijden van sterfelijkheid.
Dat Schepsel matigt Zich niet aan uit Zichzelf iets te betekenen, maar het hecht Zich aan God in eenheid van persoon en op een onzegbare wijze is het verenigd met het Woord en is erin opgegaan. Zo kon men zeggen: „Het Woord is vlees geworden.”
Zijn nederigheid is zozeer veracht en zozeer verheven dat nederige mensen niet aan zichzelf zouden wanhopen en hoogmoedigen niet aanmatigend zouden zijn.
Aurelius Augustinus
(”Sermo 198”, 1 januari 404)