Pensioen organist is einde levensritme
Sommigen stoppen op hun 65e, anderen gaan door tot hun 70e, of nog langer. Beroepsorganisten in grotestadskerken vallen allemaal onder dezelfde regeling, maar hun pensioen pakt in de praktijk nogal verschillend uit. „Als ik stop, raak ik uit m’n levensritme.”
Beroepsorganisten in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) hebben te maken met de regeling voor kerkmusici. Daarin staan afspraken over hun bevoegdheid, dienstbetrekking en salaris. Tevens worden organisten op grond van deze regeling aangemeld bij het pensioenfonds PGGM, tegenwoordig Zorg en Welzijn.
„Volgens deze regeling gaat een organist op z’n 65e met pensioen. Langer doorgaan kan wel, maar dan moet je daar goede afspraken over maken”, zegt Reinoud Egberts, belast met kerkmuziekzaken op het landelijk bureau van de PKN.
Dat er in de praktijk nogal eens geharrewar ontstaat rond het pensioen van organisten wijt hij aan twee oorzaken. „Er is een gebrek aan kennis van arbeidsrecht in het algemeen en van kerkrecht in het bijzonder. Daarnaast heeft de aanstelling van een beroepsmusicus in de kerk niet altijd de prioriteit die zij zou moeten hebben. Kerkenraden zijn vaak al blij dat ze iemand hebben die orgel speelt, en organisten dat ze er wat voor krijgen.”
Jan Jansen ging dit jaar met pensioen in de Utrechtse Domkerk. Hij koos er zelf voor met z’n 65e te stoppen. „Mijn voorganger Stoffel van Viegen wilde graag langer doorgaan om een rond getal als domorganist vol te maken. Die behoefte voelde ik niet. Ik had er helemaal geen moeite mee om te stoppen en heb mijn vertrek zelf aangekondigd.”
Ook nu hij gepensioneerd is, speelt Jansen vijf uur per dag orgel en komt hij zeer geregeld in de Domkerk. „Ik val nogal eens in voor mijn opvolger, Jan Hage, die een drukke concertpraktijk heeft en niet altijd door de week, bijvoorbeeld bij vesperdiensten, beschikbaar is.”
Jansen ziet om zich heen dat collega’s soms langer doorgaan. „Sommigen zijn erg verknocht aan hun instrument en zijn alleen organist. Ik speel ook piano, klavecimbel en werk geregeld mee aan ensembles. Daardoor ben ik als musicus gevarieerd bezig en niet alleen afhankelijk van het orgel.”
Hij pleit ervoor met het vertrek van beroepsorganisten „een beetje soepel” om te gaan. „Als iemand goed gezond is en graag door wil gaan, moet dat bespreekbaar zijn. Albert de Klerk bleef tot z’n 80e organist van de St.-Jozefkerk in Haarlem. Aan de andere kant moet je de nieuwe generatie organisten ook een kans geven. Jan Hage is blij dat hij nu een orgel heeft waarop hij zich volledig thuis voelt.”
Jansen adviseert zijn collega’s, als het zover is, „op een leuke manier” weg te gaan. „Dan word je nog eens gevraagd als gastorganist. Ik heb nog steeds de sleutel van het domorgel. Mijn voorganger had die ook toen ik al organist was. Hij gaf er zelfs nog les in die tijd. Probeer ruzie te voorkomen en maak goede afspraken met het kerkbestuur.”
Per brief
De 63-jarige Christiaan Ingelse, titularis van de Goudse St.-Jan, mag tot z’n 70e blijven. „Ik heb dat destijds met mijn kerkenraad afgesproken. Die afspraak is per brief bevestigd. Voorwaarde is wel dat ik tegen die tijd nog goed gezond ben, en dat ook blijf. In 2013, als ik 65 word, zullen we de situatie nog een keer bekijken.”
De afspraak is volgens Ingelse „in goede harmonie” tot stand gekomen. „Ik blijf graag organist van de St.-Jan, en de kerk is tevreden met mij. Het gaat van twee kanten soepel.” Ingelse voelt zich niet bezwaard om de orgelbank langer bezet te houden. „Dat je daardoor een jongere collega in de weg zou zitten, vind ik een arbitraire reden. Het wordt in het algemeen aangemoedigd om langer te blijven werken. Mijn broer is rechter; hij wil ook tot z’n 70e doorgaan. Het is best jong, 65 jaar, om te stoppen. Zeker als je nog goed gezond bent.”
Tegelijk waarschuwt de Goudse organist voor doorgaan tot het bittere eind. „Je moet afscheid nemen op een moment dat mensen het jammer vinden. Niet dat ze zeggen: Je kunt beter gaan, het is mooi geweest. Ook mijn vrouw houdt het in de gaten. Zij trekt me aan m’n jasje als ik niet meer goed zou functioneren.”
Ook de 60-jarige Jos van der Kooy, organist van de Amsterdamse Westerkerk, heeft te horen gekregen dat hij over vijf jaar niet per se weg hoeft. „Misschien dat ik inderdaad langer blijf. Ik weet het nog niet. Het is sowieso geen recht, maar genade als je zo oud mag worden. En ook jongere collega’s moeten een kans krijgen. Ik schakel mijn studenten nu al geregeld in bij kerkdiensten. Ze krijgen een goede opleiding hier.”
Wanneer hij ook vertrekt, voor Van der Kooy is belangrijk dat de huidige kerkmuziekpraktijk in de Westerkerk gehandhaafd blijft. „Ik werk nauw samen met onze predikante, Fokkelien Oosterwijk. Zij is een halfjaar jonger dan ik. Het is niet wenselijk dat wij allebei tegelijk met pensioen gaan. We willen graag continuïteit. Het belang van de gemeente staat voorop.”
Van der Kooy is er geen voorstander van beroepsorganisten standaard met hun 65e te laten stoppen. „Hoeveel amateur-organisten spelen er niet door tot hun 70e of zelfs 75e?” Hij prijst zichzelf gelukkig met z’n positie in de Wester. „Ik heb hier een ouderwetse kerkmuziekbaan; ben een goede partner voor de predikante. Samen werken we aan de zondagse liturgie, die altijd een combinatie is van woord en toon. Daarnaast geef ik lezingen in de Wester op het snijvlak van religie, kunst en cultuur. Ik geniet er nog volop van, neem niet eens mijn vrije zondagen op. Als ik stop met deze baan, raak ik uit m’n levensritme. Dat weet ik nu al.”
Slechte herinneringen
Langer doorgaan in organistenland lijkt niet ongebruikelijk. Zo was Jan Bonefaas tot aan zijn overlijden op 77-jarige leeftijd verbonden aan de Grote Kerk in Gorinchem. André Verwoerd bleef tot na z’n 80e organist van de Grote Kerk in Schiedam. En Wim van Beek bezet als 81-jarige nog steeds de orgelbank van de Martinikerk in Groningen, hoewel hij zich zondags geregeld laat vervangen. Aan de andere kant stopte Johann Th. Lemckert op 65-jarige leeftijd als organist van de Rotterdamse Laurenskerk.
Dat laatste ging zonder bombarie, maar dat is niet altijd het geval. Zo vertrok Jan J. van den Berg toen hij 65 werd zeer tegen zijn zin en met de nodige deining uit de Nieuwe Kerk in Delft.
De 70-jarige Herman van Vliet ging enkele jaren geleden met pensioen als organist van de Amersfoortse St.-Joriskerk, maar bleef na die tijd aan als vrijwilliger om de zondagochtenddiensten te spelen. Eerder dit jaar kreeg hij te horen niet meer nodig te zijn. De procedure voor een nieuwe hoofdorganist loopt.
Kees van Eersel bewaart slechte herinneringen aan zijn afscheid als organist van de Maria Magdalenakerk in Goes, in augustus 2009. „Destijds heb ik aangeboden langer te blijven, maar dat wilde de kerkenraad niet. Ik voelde me aan de kant gezet; ik was nog zo fit als wat. In november 2009 was ik vijftig jaar organist. Dat jubileum heb ik niet in Goes kunnen vieren. Men had er geen zin meer in.”
Gedurende zijn loopbaan in Goes raakte Van Eersel in conflict met een predikant over de liedkeus. „De ruzies liepen behoorlijk op. Ik moest ontslagen worden, zei de kerkenraad. Ik weigerde echter op te stappen, tenzij ik helemaal schadeloos gesteld zou worden. Dat geld had de kerkenraad niet, dus ben ik blijven zitten. Met predikanten daarna ging het beter. Maar toen ik 65 werd, heeft de kerkenraad toch gedacht: Die Van Eersel is een lastige; daar moeten we vanaf. Ik ben redelijk bitter geraakt.”
Goed gevoel
Jan van Gijn, organist van de Grote Kerk in Apeldoorn, wordt volgend jaar november 65. „Een maand later vertrek ik. Ik mag langer blijven, maar het is mijn eigen keuze. Na 47 jaar, waarvan 33 jaar in Apeldoorn, is het mooi geweest. Ik hoop nog wel een poosje als vrijwilliger te blijven spelen, maar dat is niet gerelateerd aan de Grote Kerk.”
Dat Van Gijn straks de weg vrijmaakt voor een jongere collega, vindt hij een goede zaak. „Ik zit op een organistenpost waarvoor veel belangstelling zal zijn. Dat was 32 jaar geleden ook zo, toen ik hier kwam.” Hij wil het voorbeeld van zijn voorgangers in dit opzicht niet volgen. „Ze zijn allebei te lang gebleven. Piet van Egmond ging dementeren en moest toen wel stoppen. Hij kon niet eens meer zelf beslissen over zijn vertrek. En Cornelis Weijers was de tachtig al gepasseerd toen hij vertrok. Bij 70 heb ik nog een realiteitsgevoel, bij 80 niet meer.”
Van Gijn verwacht straks met een goed gevoel weg te gaan. „Ik zal mijn werk in de Grote Kerk zeker missen, maar 65 jaar is voor mij dé leeftijd om te stoppen. Het is het enige moment waarop je zonder al te veel uitleg die beslissing kunt nemen. Bijna iedereen stopt op die leeftijd. Mijn pensioen is keurig geregeld. Ik heb een fantastische werkgever.”