Piet den Uil, pendelaar tussen rationalist en gevoelsmens
Vanuit de woonkeuken in zijn boerderij aan de rand van Oud-Alblas kijkt Piet den Uil dromerig naar buiten, over de weilanden van de Alblasserwaard, richting het Alblasserbos. Daarachter liggen de A15, de Betuwelijn, Dordrecht, de Merwede. Maar Den Uil heeft met drukte niets meer. In de stilte trotseert hij zijn moeilijk geworden leven.
Zijn boerenhoeve heeft hij lief. Den Uil houdt van vrijheid, water en natuur, van altoos verschietende luchten, van de geur van boerenmest, van het gieren van de wind, van het kabbelen van de Graafstroom achter zijn huis.
„Ik ben altijd de polderjongen gebleven die ik vroeger was. Ik ben opgegroeid in Hendrik-Ido-Ambacht, maar daar is alles verstedelijkt. Al het agrarisch groen is er verdwenen en ik wilde er weg. Hier vonden we in 2001 wat ik nodig had: ruimte. Voor de deur zie ik hoe een kalfje geboren wordt, ik hoor hier uilen roepen. Ik heb onder veel indrukken gezien hoe een moedermuis met gevaar voor eigen leven haar jonkies redde van een gewisse dood.”
Een ernstig burn-out (het was niet het eerste) ligt achter hem. Voor zijn directiefunctie van een zorginstelling is Den Uil volledig arbeidsongeschikt verklaard. Zijn arbeidsovereenkomst werd recent ontbonden. Meer dan wat steekwoorden wil hij er niet over kwijt. „Het was heel complex. Ik had in de regio een fors stuk modernisering in gang gezet, maar de overheid talmde met regelgeving. Daar kwam de bankencrisis bij, en de verstrakking bij woningcorporaties.” Verder noemt Den Uil nog: kwaliteitscertificering. Een nieuwe financieringssystematiek. Uitbouw van thuiszorg. Een mediahype rond overplaatsing van bewoners. „Het is me te veel geworden. Ik was volledig opgebrand, vastgelopen, einde dienstverband.”
Wat was het zwaarste daarvan?
„Het sociale isolement waar je dan in terechtkomt. Het is moeilijker om je werkcontacten kwijt te raken dan om je baan kwijt te raken. Het heeft me moreel wel erg gesterkt dat ik in juridische zin van de rechter en van de uitkeringsinstantie UWV het mij toekomende deel onverkort heb gekregen, maar daarmee zit je wel opeens thuis.”
Veel respect heeft Piet den Uil gekregen voor mensen die met soortgelijke krommingen in het levenslot naar buiten durfden te treden. „Lees de boeken van ds. A. Elshout: ”Een helpende hand”. Die twee boeken hebben velen gesteund. Ook mensen als ds. J. Belder, ds. J. Koppelaar en Gert Nieuwenhuis hebben, door hun ervaringen op te schrijven of te vertellen, velen bemoedigd. In dat rijtje van namen wil ik ook wel voorkomen. Want kennelijk kun je, na forse deuken, ook zó iets voor anderen betekenen.”
Hoe gaat u om met zere plekken in het leven?
„Ik heb de neiging die te verdringen. Verder weet ik niet of ik er wel mee omga. Eerder zou ik willen zeggen dat God steeds weer dingen doet waardoor je verder kunt. Als mens ben ik een voortdurende pendelaar tussen rationalist en gevoelsmens, tussen presteren en tekortschieten, tussen geloof en twijfel. Waarschijnlijk lukt het me om lang het hoofd boven water te houden omdat ik altijd sterk rationaliseer, alsof ik niet de patiënt ben maar degene die de patiënt zit te beschouwen. Een arts heeft me eens gezegd dat dat mijn overlevingsstrategie is. Als het spannend wordt in het leven houd ik mezelf met systematische ordening op de been. Daarmee bouw ik blijkbaar een enorme spanning in mezelf op, die er op een gegeven ogenblik wel uit moet. Emotie kan ik heel lang wegslikken, maar als ik daarin te ver ben gegaan, kan ik vlijmscherp uitpakken.”
Maar als anderen zeggen dat Den Uil een rationalist is, bezeert hem dat toch ook. „In mijn diepste zelf ben ik echt een gevoelsmens. Ook heb ik een fijnzinnig gevoel voor humor. Ik zie de humor overal liggen, soms ook in een kerkdienst. Jaren geleden preekte een dominee over het levend water. Toen zei hij: „Gemeente, letten we nu bij ons tweede punt op de uitwerking van dit water.” En nam een slok uit zijn waterglas. Ik kan dan gewoon niet begrijpen dat iedereen maar uitdrukkingsloos blijft zitten kijken.”
En nu, hoe nu verder?
„Ik zit in een herstelproces. Op dit moment heb ik zo’n drie productieve uren per dag. Dat is wel beperkt, maar de medische prognoses zijn hoopvol. Ik probeer een nieuwe start te maken, te beginnen in de muziek. Dat zit me in de genen. Zowel van mijn vader als van mijn moeder heb ik muzikaliteit meegekregen. Muziek vertolkt het leven in alle mogelijke situaties en in alle denkbare dimensies. Muziek is architectuur, het is ontplooiing, emotionele ontlading, communicatie, inspiratie.”
Den Uil geeft inmiddels enkele workshops voor kerkorganisten en kinderkoordirigenten en dirigeert een koor. „Ik kan genieten van het dirigent zijn, niet alleen in muzikaal opzicht, maar je kunt op zo veel manieren mensen dirigeren, nieuwe dingen leren, interpreteren, coördineren. Een dirigent is echt niet alleen iemand die voor een groep mensen met zijn armen staat te zwaaien, maar vooral iemand die anderen enthousiast maakt, aanstuurt, inspireert.”
Aan muziek moeten hoge eisen worden gesteld, zegt Den Uil. „Als organist ben ik Zwart en Worp trouw gebleven, maar ik speel ook graag Bach, Keijzer en Sanderman. Vinden sommigen dat elitair? Weet u wat ík elitair vind? Wat mij onlangs als kerkganger overkwam tijdens een doopdienst. De organist speelde voor de dienst een kwartier over Psalm 105, uit zijn hoofd, nota bene met een riedel in mineur en voortdurend met tremulant. Zo doe je de tekst geen recht, en je trekt ook nog eens de neus op voor al die mensen die over Psalm 105 goede bewerkingen hebben geschreven.”
Halverwege het gesprek maakt zijn dochter Dorinthe hem erop attent dat de pony, Goofy, nog gevoerd moet worden. „Ik houd van kleinvee, van geiten, konijnen en van Goofy.”
Piet den Uil schrijft graag. Veel opiniërende artikelen, columns en recensies heeft hij geschreven in SGP-verband, voor het Reformatorisch Dagblad, vroeger voor Daniël en voor Koers. Op dit moment is hij bezig met een publicatie over het onberijmd psalmzingen, en met een systematische studie over kerkmuzikale ontwikkelingen binnen de Gereformeerde Gemeenten sinds 1907, en over wetenswaardigheden en anekdotes uit de orgelwereld.
„Ik heb recent onderzoek gedaan naar de manier waarop Piet van Egmond klokkenspel kon imiteren op het orgel, bijvoorbeeld in zijn improvisatie over ”Ruwe stormen”. Dat probeer ik wetenschappelijk bloot te leggen en ik ben daar heel ver in.”
Weet u over dit onderdeel meer dan Gerco Schaap, die over Piet van Egmond een biografie schreef?
„Ik weet nu meer dan wat Schaap in zijn boek heeft opgeschreven.”
Over de onderwerpen waarop hij studeert: „Dat betekent nog niet dat dat binnenkort allemaal van de pers rolt. Het geeft alleen aan waarmee ik me tijdens mijn herstel bezighoud.”
Hoe ziet u uw plaats binnen de breedte van het Nederlands protestantisme?
„Die is maar zeer bescheiden. Als CSFR-lid in Rotterdam genoot ik van de interkerkelijkheid. Toch heb ik mijn lidmaatschap opgezegd, vanwege het gepeuter aan de belijdenisgeschriften dat vanuit Utrecht binnensloop. Mijn beperkte plaats binnen het Nederlands protestantisme is echter geen principiële keus geweest, maar mijn weg is nu eenmaal zo gegaan. Al heb ik wel vele lezingen voor de meest uiteenlopende denominaties en vakkringen gegeven.”
De SGP is voor Den Uil een mooi voorbeeld van geslaagde interkerkelijkheid. „Zo zie ik ook mijn advieswerk voor de commissie herziening psalmberijming 1773 als geslaagde interkerkelijkheid, evenals mijn betrokkenheid bij de evaluatie van de zangbundel ”Op toonhoogte” van de Gereformeerde Bond binnen de Protestantse Kerk. En vanwege het schrijnend tekort aan organisten speel ik twee diensten per maand in de hervormde gemeente te Molenaarsgraaf.”
Ruim tien jaar woont Den Uil in zijn boerderij in Oud-Alblas. Nog steeds is hij bezig met opknappen, maar door de ups en downs van het leven is er veel werk blijven liggen. Plannen zijn er nog genoeg, bijvoorbeeld om het erf toegankelijk te maken voor de eigen gezindte. Hij noemt dat „een reforant”, met een theetuin, mogelijkheden voor botenverhuur en workshops en verkoop van moestuinproducten.
Achter het voorhuis, tussen het woongedeelte en de voormalige koeienstal, ligt een stukje van de oude deel. Daar zou een muziekstudio kunnen komen. Er staan al een tweeklaviers pedaalharmonium van Worchester, een unitpijporgel van orgelmaker De Graaf („veel verkieslijker dan een elektronisch orgel”) en een studiepiano. „Op deze deel wil ik graag miniconcertjes organiseren, voor vergevorderde leerlingen of voor vakmusici uit de kennissenkring.”
Heeft het lijden in deze wereld zin?
„Mij ontbreekt een totaalvisie op het menselijk lijden. Deze vraag heeft in de loop van de geschiedenis al heel wat grote denkers in verlegenheid gebracht. Wie ben ik dan? Maar vanuit eigen waarneming kan ik wel zeggen dat lijden niet zinloos is. Het lijden bepaalt je bij de relatie met God, kan die relatie onder Zijn zegen ook verdiepen. Daarnaast brengt lijden je ook invoelingsvermogen bij, dat je je medemens die lijden moet, een beetje leert begrijpen. Dat is een christenplicht. Je kunt voor een ander alleen maar een klankbord zijn als jezelf iets ervaren hebt van wat er te koop is in het leven, als jezelf weet wat er allemaal kan stukgaan.”
Mag u vrede hebben met de wetenschap dat u op een dag ook weer van deze aarde zult verdwijnen?
„Dat is wel heel moeilijk, deze vraag. Ik ben niet zover dat ik durf te zeggen dat ik daar vrede mee heb. Het is een natuurlijk menselijk gegeven dat je wilt blijven leven, om er te zijn voor je vrouw, voor je kinderen. Je moet wel een zeer diep en gerijpt geestelijk leven kennen om te mogen zeggen: Laat mij maar van hier gaan, laat mij maar Boven zijn, waar Christus is.”
Na een lange blik op het Alblasserbos in de verte: „Je kunt soms wel erg de gebrokenheid van het leven ervaren, de onvolledigheid van alles hier beneden. Al het aardse kan je ook ontzettend moe maken. Maar de echte reden om naar het hiernamaals te verlangen is toch om bij God te willen zijn, om zonder zonde te zijn. Dat is iets van een hogere orde.”
Met de ogen dicht: „Maar op het diepst van mijn leed en op het dieptepunt van mijn benauwdheid heb ik wel intens gevoeld dat het leven voor anderen zo zwaar en uitzichtloos kan zijn dat sommigen het niet kunnen volhouden, dat het meest vreselijke zich voltrekt.”
Wat is het houvast?
„Dat in de Bijbel staat dat God gevonden is van degenen die naar Hem niet zochten. Dat Christus het verlorene zoekt. Dat Job en Thomas ook voor mij in de Bijbel staan.”
En waarom, rationaliseert Den Uil, zou uitgerekend ík slechts toeschouwer zijn van andermans leed. „Waarom zou ik ook geen drager van dat leed kunnen zijn? Het is toch onoprecht om je suf te peinzen over de diepten die je treffen, en niet over de voorrechten die me ook ten deel zijn gevallen. Soms kan ik eigen leed ook relativeren, door het zien van levensmoed bij anderen. Zoals bij die man die ik in de lente zag langsrijden, in zijn rolstoel, met twee geamputeerde benen. Ik zag hem genieten van de zon, terwijl voor mij alles zwart was.”
Levensloop Piet den Uil
Pieter Cornelis den Uil (57) studeerde bedrijfseconomie aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam, en twee jaar orgel aan het conservatorium in Rotterdam. Hij was parttimebeleidsmedewerker van de Tweede Kamerfractie van de SGP, parttimedocent aan de ESJ/EH te Amersfoort, lid van de gemeenteraad van Hendrik-Ido-Ambacht en hij gaf jarenlang ethiek aan de Cursus Godsdienstonderwijs van de Gereformeerde Gemeenten. Vele jaren was Den Uil bestuurder in de ouderenzorg, totdat een ernstig burn-out in 2001 hem het werk onmogelijk maakte. Het echtpaar Den Uil behoort kerkelijk tot de Gereformeerde Gemeenten.