Uniek ”mea culpa” van Pinochets generaals
De generaals die de Chileense dictator Augusto Pinochet bijstonden in de eerste jaren van diens bewind, hebben toegegeven dat hun handelingen bij verschillende gelegenheden in strijd waren met de grondwet en met de militaire erecode. In een open brief schrijven de nu gepensioneerde generaals dat zij spijt hebben van hun onwettige gedrag.
De militairen erkennen dat de mensenrechtenschendingen van de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw diepe wonden hebben geslagen, die slechts langzaam kunnen helen. Ten slotte schrijven de militairen dat ook zij de noodzaak inzien van wettelijke bepalingen die een herhaling van de traumatische gebeurtenissen moeten voorkomen.
De brief van de bejaarde generaals is een opzienbarend document. Het levert een constructieve bijdrage aan het moeizame proces van nationale verzoening dat dertien jaar geleden op gang kwam na de democratisering van Chili. Nog tot voor kort weigerden de militaire hoofdrolspelers van weleer elke vorm van medewerking aan wat zij bestempelden als „pogingen tot het herschrijven van de geschiedenis door de verliezers van de oorlog.”
Bijna 3100 burgers verdwenen tijdens het zeventien jaar lange regime van generaal Pinochet. Aanslagen door het verzet tegen de dictatuur kostten ongeveer 200 politiemannen en militairen het leven.
Dat Pinochets medestanders nu tot inzicht zijn gekomen is het werk van de huidige landmachtcommandant, generaal Juan Emilio Cheyre. Hij heeft het tot zijn missie gemaakt de politieke rol van het Chileense militaire apparaat tot nul te reduceren en de oude garde te wijzen op haar historische verantwoordelijkheden.
Cheyre zelf staat boven elke verdenking van betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen en geniet aanzien en ontzag in de meer conservatieve vleugel van het generaalskorps vanwege zijn professionalisme. Bovendien is hij getrouwd met de dochter van Pinochets minister van Defensie, Forestier.
De nu 83 jaar oude generaal Carlos Forestier was destijds na Pinochet de tweede man in de militaire hiërarchie en stond bekend als de havik van het regime. Direct na de coup van elf september 1973 voerde Forestier het bevel over Chili’s noordelijke Tarapaca-regio. In die hoedanigheid stond hij aan het hoofd van vier krijgsraden die in de maanden die volgden op de staatsgreep 26 personen ter dood veroordeelden.
Na lange gesprekken, en met enig gebruik van het gezag waarover hij als landmachtcommandant beschikte, wist juist Cheyre zijn schoonvader uiteindelijk te overtuigen van de noodzaak om overstag te gaan en de gebeurtenissen van eertijds opnieuw te beschouwen vanuit een meer legalistische hoek. Na te zijn ’omgepraat’ door zijn schoonzoon schreef Forestier een brief aan zijn gepensioneerde ranggenoten waarin hij hen opriep mee te werken aan het streven van de regering van de socialistische president Ricardo Lagos naar de opheldering van de mensenrechtenschendingen die plaatsvonden tijdens de dictatuur.
Het enige waar Forestier niet toe bereid was, is veroordeling van de staatsgreep als zodanig. In de visie van de generaal was de coup van 1973 gerechtvaardigd, gezien de chaotische omstandigheden in het land, de algemene verpaupering van de natie wegens wanbestuur van de constitutionele regering en de ernstige verzwakking van Chili’s positie in de regio met de resulterende gevaren voor de territoriale integriteit.
Hoewel sommigen van Forestiers tijdgenoten morren dat diens gevorderde leeftijd mentaal sporen heeft getrokken, hebben zij het niet aangedurfd om de missive onbeantwoord te laten. En zo gebeurde het dat president Ricardo Lagos uit handen van generaal Alejandro Medina de door tientallen topofficieren ondertekende brief overhandigd kreeg waarin dezen zonder veel schromen hun fouten uit het verleden erkennen.
Het was zonder twijfel een schitterend moment voor legercommandant Cheyre. Het schrijven stelt hem nu in staat het historische onderzoek te voltooien naar het lot van de destijds verdwenen tegenstanders van het regime.
Het nauwkeurig in kaart brengen van de gruweldaden is een onmisbare voorwaarde voor het kunnen afsluiten van het mensenrechtenthema dat het Chileense leger blijft achtervolgen. Er lopen thans nog meer dan 200 rechtszaken tegen 133 officieren die in de jaren zeventig en tachtig betrokken waren bij de politieke onderdrukking.
Voor de regering en voor de huidige legerleiding zelf is er ook enige haast geboden. Het streven is om op elf september aanstaande, wanneer de natie stilstaat bij de dertigste verjaardag van Pinochets staatsgreep, een punt te zetten achter de hele episode. Nabestaanden van slachtoffers moeten dan weten wat er met hun verdwenen gezins- of familieleden is gebeurd. Zij kunnen dan rekenen op de uitkering van een eenmalige maar forse financiële schadeloosstelling voor het geleden verlies en verdriet.
In kringen van militante mensenrechtenactivisten wekt het streven van regering en legerleiding naar het beëindigen van de rechtszaken tegen officieren en het stoppen van het wroeten in een pijnlijk verleden nog steeds enige achterdocht. Maar de unieke schuldbekentenis van de oud-generaals heeft inmiddels veel veranderd.
Wat nu voor het eerst ook duidelijk mag zijn, is dat de grootste aanstichter van het kwaad dat Chili meemaakte, generaal Augusto Pinochet zelf, pas echt helemaal alleen staat. Zonder twijfel dragen veel militairen buiten dienst hem nog steeds een warm hart toe, maar sinds het ”mea culpa” van zijn generaals hoeft de gewezen alleenheerser niet langer te rekenen op enige openbare uiting van solidariteit, begrip of medeleven, zelfs niet van medestanders. En dat zijn wellicht de zwaarste straf en sanctie die Pinochet ooit ten deel konden vallen.