Boeiend beeld van 40-jarige Domcantorij
De Utrechtse Domcantorij heeft veertig jaar lang ononderbroken de liturgie in een van de belangrijkste protestantse kerken van Nederland gaande gehouden. Musicologe drs. Mieke Breij schreef een jubileumboek.
Hoe men ook over liturgie mag denken, wanneer een groep mensen binnen een gemeente tot stand weet te brengen wat de Domcantorij heeft gepresteerd, kun je daar alleen maar respect voor hebben.
Mieke Breij, zelf jarenlang lid van de Domcantorij, heeft de geschiedenis van het gezelschap op boeiende wijze gestalte gegeven in een fraai geïllustreerd boekwerk. Ondanks de vele namen en andere details heeft de uitgave mij geen moment verveeld. Het boek –op A4-formaat– ziet er aantrekkelijk uit. De illustraties, veelal in kleur, geven het boek weliswaar een hoog doorbladergehalte, maar nodigen ook uit tot lezen. En wie daaraan nog niet genoeg heeft, kan genieten van het klinkend resultaat op een bijgevoegde cd.
Het begon met ds. Hans van der Werf. Hij wilde qua liturgie terug naar de vroegkerkelijke traditie. In 1970 zette hij het Citypastoraat Domkerk Utrecht op. Een jaar later haalde hij de Soester kerkmusicus Maarten Kooij over om het cantoraat van de Domkerk op zich te nemen. Omdat het toenmalige ministerie van CRM een beroepskoor niet wilde subsidiëren, werd begonnen met een vocaal kwintet, bestaande uit de familie Kooij en Jan Jansen, de latere opvolger van domorganist Stoffel van Viegen.
Ds. Van der Werf voerde de vaste misdelen uit de oude kerk in. Kooij gebruikte daarvoor aanvankelijk bestaande liederen, later in zettingen van onder anderen Willem Vogel. Deze gezangen werden in dialoog met de gemeente gezongen, die zo actief bij de liturgie werd betrokken; in het Nederlands! Het koor verzorgde ook de communiemuziek en koos daarvoor werk van Des Prez tot Distler. Ook werd een instrumentale groep geformeerd, die in de zondagmorgendiensten niet koorbegeleidingen verzorgde maar ook orgelconcerten van Händel en kerksonates van Mozart uitvoerde. Opvallend dat de bezwaren van toen nog dezelfde zijn als die van nu. Niet allemaal onterecht, zou ik zeggen. Orgelconcerten van Händel hebben nooit een liturgisch doel gehad.
Daartegenover staat echter dat wij gereformeerden wel al te beducht zijn voor ”te veel muziek in de kerk”. Dat er tijdens een vesperdienst meer gezongen wordt dan er gelezen en gepreekt wordt, hoeft nog geen verarming te zijn. Kijk maar eens naar de anglicaanse praktijk, waar juist door alle muziek eromheen het slotgebed, waarin de noden uit de gemeente en de wereld worden opgedragen, des te indrukwekkender tot zijn recht komt.
Maarten Kooij heeft de ”Muziek in de Dom” uitgebouwd tot een instituut dat zijn weerga in Nederland niet kent. De Domkerk werd een plaats waar zich een eigen muziekcultuur ontwikkelde die tot over de grens aanzien genoot. Er werden voor de Wende al enkele reizen naar Oost-Duitsland gemaakt, die daar veel indruk maakten. Na Kooijs vertrek eind 1991 nam oud-cantorijlid Remco de Graas het stokje over. Na een moeilijke periode wist hij de cantorij weer op peil te krijgen, maar ook slaagde hij erin de liturgie aan te passen aan het veranderende kerkpubliek.
Ook is het aan hem te danken dat de beroemde zaterdagmiddagconcerten nog steeds doorgang vinden. De toegang is nog altijd gratis. Het is haast beschamend om te lezen. Je vraagt je af hoe men een en ander financieel heeft rondgebreid. Alles moest worden betaald uit giften, collectes en een bescheiden subsidie van de gemeente Utrecht. De instrumentalisten kregen 10 gulden per repetitie of uitvoering. De koorleden deden het helemaal voor niets, evenals Maarten Kooij, die alles pro Deo heeft gedaan. De manier waarop hij afscheid heeft moeten nemen, is dan ook ronduit bedroevend. Men leze het boek.
Boekgegevens
”Veertig jaar Domcantorij 1971-2011. Portret van een vocale en instrumentale kerkmuzikale praktijk in een geseculariseerde wereld”, door Mieke Breij; uitg. MCB Script, Utrecht, 2011; ISBN 978 90 818089 0 3; 122 blz.; € 25,-; bestellen: breij@xs4all.nl