„Fantasie prachtig uitgewerkt in ”Jane Eyre”
Ogenschijnlijk onbeduidende gebeurtenissen kunnen soms uitlopen op iets groots. Ook in de roman ”Jane Eyre” zijn er van die kleine voorvallen die uiteindelijk alles op zijn kop zetten. Dat is een van de dingen die Anton Stam uit Apeldoorn aanspreken in dit wereldberoemde boek van de Engelse schrijfster Charlotte Brontë. Het verscheen in 1847 en wordt gerekend tot de hoogtepunten van de wereldliteratuur.
Hoewel de roman vaak wordt gelezen door middelbare scholieren voor het vak Engels, gold dat niet voor Stam. „Ik zat op de ulo en daar stonden maar een paar titels op de boekenlijst.” Pas rond zijn 27e kreeg hij het boek voor het eerst in handen – geleend van een collega. Op een vrijdag nam Stam het mee naar huis „en nog diezelfde avond was het raak. Ik heb het boek bijna in één ruk uitgelezen.” Kort daarna las de Apeldoorner de roman ook in de oorspronkelijke taal en beluisterde hij er een achtdelig hoorspel van de BBC over.
Hoofdpersoon in het boek is Jane Eyre, een weesmeisje dat opgroeit op een kostschool, waar ze rond haar zestiende lerares wordt. Twee jaar later weet ze een baan te bemachtigen op het landhuis Thornfield Hall als gouvernante van Adèle. Hoofdbewoner van het huis is Edward Rochester; Adèle is de dochter van zijn vroegere geliefde. De cynische en humeurige Rochester voelt zich tot Jane aangetrokken en de liefde is wederzijds. Het paar besluit te trouwen, ondanks het standsverschil. Op de dag van het huwelijk blijkt echter dat het vorige huwelijk van Rochester nooit ontbonden is. Zijn vrouw, bijna tot een dier verworden, leeft opgesloten in Thornfield Hall. Jane slaat op de vlucht en komt terecht bij een gezin, waar ze een nieuw leven opbouwt. Jaren later keert ze toch terug naar Thornfield Hall en trouwt ze alsnog met Rochester.
Het is een imponerend, spannend verhaal, vindt Stam. Er ligt een rijke fantasie aan ten grondslag. Die verbeeldingskracht had de schrijfster al in haar jeugd ontwikkeld, weet hij. „Charlotte Brontë had al vroeg haar moeder verloren en haar vader, die predikant was, had het druk. Daarom moesten de kinderen zichzelf vermaken. Ze zaten ’s avonds vaak in de keuken hele verhalen bij elkaar te fantaseren, die ze opschreven in minischriftjes.”
Die schriftjes zijn nog steeds te zien in het voormalige woonhuis van de familie Brontë in Haworth (West-Yorkshire, Engeland), dat nu een museum is. Stam heeft het meer dan eens bezocht. „Het gebouw ligt mooi in het landschap en als je er bent, kun je je bepaalde dingen en de sfeer uit het boek goed indenken.” Dat het niet bij één bezoek gebleven is, is omdat je een tweede en ook een derde keer steeds weer nieuwe dingen ziet, volgens Stam. „Elke keer valt je weer iets anders op.”
Tot slot moet de Apeldoorner nog iets van het hart. „Het taalgebruik van mister Rochester is soms behoorlijk profaan. Dat viel me pas op bij herlezing van het boek. Het is niet onterecht dat hij aan het eind van het boek belijdt God om kracht te hebben gebeden om voortaan een beter leven te leiden.”