Zeeuwe platteland moderniseerde aan het begin van de twintigste eeuw
Bij het lezen van ”Onrust en welvaart” van de Zeeuwse historicus Jan Zwemer moest ik opnieuw denken aan de woorden van de Engelse schrijver L. P. Hartley (1895-1972). Hij schreef: „Het verleden is een vreemd land; ze doen de dingen daar anders.”
De werkelijkheid van deze woorden dringt tot je door wanneer je de fraaie illustratie op de omslag van het boek bekijkt. Een boer is op deze foto met zijn vrouw handmatig aan het dorsen in een boerenschuur. De kijker waant zich in verre tijden. Het gaat echter over de generatie van onze (over)grootouders. Zouden we de gedachten van deze mensen nog kunnen begrijpen?
Over de leefwereld van de Zeeuwen honderd jaar geleden schrijft Zwemer in ”Onrust en welvaart. Het platteland van de Zeeuwse eilanden in het tijdvak van de Eerste Wereldoorlog 1910-1922”. Zijn publicatie is het derde project over de politieke en sociale geschiedenis van Zeeland. Dit keer heeft Zwemers onderzoek betrekking op de overgang van de 19e-eeuwse standensamenleving op het agrarische platteland van Zeeland naar een samenleving waarin de (economische en sociale) groepsbelangen worden behartigd met behulp van vakorganisaties, werknemers- en werkgeversorganisaties. Noem het een fase in het emancipatie- en moderniseringsproces.
De schrijver heeft de sociale verhoudingen, de economische structuur en cultuur, de politiek op het niveau van individuele personen in vier dorpen onderzocht: Kats op Noord-Beveland, Zonnemaire op Schouwen-Duiveland, Serooskerke op Walcheren en Wolphaartsdijk op Zuid-Beveland. Bij elkaar hebben deze vier plaatsen rond 1900 ongeveer 5000 inwoners. Door deze nog gesloten gemeenschappen over een tijdsbestek van twaalf jaar te volgen, kreeg Zwemer zicht op het leven en de werkzaamheden van deze plattelanders en op de invloed van de Eerste Wereldoorlog op hun wereld.
Geitenmelk
Het boek is vooral een beschrijving van de manier waarop de inwoners van deze dorpen zich tussen 1910 en 1922 in de strijd om het bestaan proberen staande te houden. Allerlei feitelijke gegevens komen langs. Elke landarbeider heeft een varken (de ”keu”) voor de slacht in een hok staan. In 1913 zijn er in Zeeland 59 geitenfokverenigingen die geitenmelk aanbevelen als gezonde drank voor kinderen. Het daggeld voor een landarbeider bedraagt in deze tijd ruim een gulden per dag. Veel meisjes gaan dienen bij de rijken. Al wat mannelijk is draagt een pet of een hoed. Regenten-boeren, middenstanden en arbeiders trouwen binnen de eigen stand.
Niet saai
Het is overigens allesbehalve een saaie tijd: langzaamaan komen er fietsen, de dorsmachine doet zijn intrede, het algemeen kiesrecht wordt van kracht, er komen auto’s, boeren- en landarbeiderorganisaties. De boeren en de heren schreeuwen moord en brand als de arbeiders zich gaan organiseren en verzekeren.
Ondank de sterke lokale verschillen domineren in de politiek de liberalen, al zullen deze naarmate de tijd voortschrijdt veel stemmen verliezen aan confessionele partijen. De verschillen tussen arm en rijk spelen overal, de tegenstelling tussen hervormden en gereformeerden varieert per dorp.
De mobilisatie in 1914 maakte ook in de geïsoleerde Zeeuwse dorpen grote indruk. Net als bij de moord op de Amerikaanse president John F. Kennedy (1963) en op Pim Fortuyn (2002) wisten veel mensen later te vertellen waarmee ze bezig waren toen de klok(!) van de mobilisatie luidde. Inkwartieringen, vorderingen voor het leger, stijgende prijzen en stromen vluchtelingen uit België veranderen het dagelijkse leven van de mensen. Op 1 november 1914 zijn er 323.000 Belgische vluchtelingen in Nederland.
De oorlogssituatie in Europa versterkt de invloed van de overheid op de economie en op het dagelijkse leven. Distributiewetten (voor onder meer petroleum, varkensvlees, vis, melk, boter en tarwemeel komen bonnenboekjes) en teelt- en graanvergunningen zijn hier voorbeelden van.
In dezelfde tijd wordt met de grondwetsherziening van 1917 feitelijk de 19e eeuw afgesloten. Hoewel de emancipatie van de arbeidersbevolking en de financiële gelijkberechtiging van het bijzonder onderwijs vooral op plaatselijk niveau bevochten moeten worden, betekent deze wetgeving een markeringspunt op politiek en sociaal gebied.
Archieven
Zwemer biedt zeer veel informatie over het Zeeuwse platteland tussen de eeuwwisseling en de jaren twintig in de vorige eeuw. Hij heeft de archieven grondig geplunderd. Gelukkig geeft hij in het laatste hoofdstuk een samenvatting en een conclusie. Bij alle duidelijke verschillen tussen de Zeeuwse eilanden heeft het moderniseringsproces overal op een vergelijkbare manier plaats. Was vóór de twintigste eeuw elk dorp bijna een wereld op zichzelf, in de onderzochte periode veranderen de Zeeuwse dorpen fundamenteel door bovenplaatselijke organisaties, het zich opwerken van landarbeiders tot de status van kleine boer, de effecten van het algemeen kiesrecht en door toenemende staatsinmenging.
Opvallend is dat, anders dan in andere delen van Nederland, de onvrede die wordt veroorzaakt door sociale ongelijkheid en financiële tekorten niet tot opstand leidt. Zeeland ontwikkelt zich rustig.
In het verleden doen de mensen de dingen anders. Ze leven in een andere wereld. Het begrijpen van onze voorouders begint met kennis over hen. Daaraan heeft Jan Zwemer in dit boek met veel overzichtelijke tabellen een mooie bijdrage geleverd.
Boekgegevens
”Onrust en welvaart. Het platteland van de Zeeuwse eilanden in het tijdvak van de Eerste Wereldoorlog 1910-1922”, door Jan Zwemer; uitg. Den Boer/De Ruiter, Vlissingen, 2011; ISBN 978 90 7987529 0; 310 blz.; € 24,90.