Vertrouwen in de wetenschap
Het argument ”het is toch wetenschappelijk bewezen”, wordt heden ten dage meestal beschouwd als het einde van alle tegenspraak. Wie dan nog twijfelt, wordt al snel beschouwd als een wat achtergebleven zonderling met wie je geen verstandig gesprek kunt voeren. Dat vindt niemand prettig, en zodoende blijven wetenschappelijke uitspraken veelal onweersproken, hetgeen de indruk zou kunnen wekken dat zij boven alle tegenspraak verheven zijn.
Het is evenwel nog maar de vraag of niet weersproken hetzelfde is als betrouwbaar, een vraag die niet losstaat van de vraag naar de betrouwbaarheid van de wetenschappers die deze uitspraken doen.
Over die betrouwbaarheid is de afgelopen maanden heel wat te doen geweest. Een fraude plegende hoogleraar in de sociale psychologie te Tilburg bleek geen eenling te zijn. Ook aan andere universiteiten rolden er koppen. Gerenommeerde wetenschappers bleken zich schuldig te hebben gemaakt aan regelrecht bedrog door het verzinnen van onderzoeksresultaten of aan slordigheden in het verkrijgen en verwerken ervan. Het vertrouwen is geschaad, niet alleen het vertrouwen van het publiek in de wetenschap, maar ook het vertrouwen tussen wetenschappers onderling.
Het is natuurlijk gemakkelijk om met de vinger naar anderen te wijzen, maar indachtig de balk en de splinter leek het mij niet verkeerd om eens bij mijzelf na te gaan wat ik van deze hele affaire kan leren.
Ballon
In de eerste plaats vind ik het geruststellend om te constateren dat wetenschappelijk bedrog meestal, is het niet vroeg dan toch laat, aan het licht komt. Spurgeon schijnt ooit gezegd te hebben dat liegen moeilijk vol te houden is, omdat op enig moment ongerijmdheden je verhaal binnensluipen.
Zo ging het hier ook; de verzonnen uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek riepen uiteindelijk vragen op. De onderzoeksgegevens vertoonden vreemde patronen die opgemerkt hadden moeten worden, zo luidde een van de conclusies van de onderzoekscommissie die de gang van zaken rond de Tilburgse hoogleraar analyseerde. Ook vond de commissie het betreurenswaardig dat het zo lang duurde voordat iemand deze ongerijmdheden signaleerde en merkte zij op dat de wetenschappelijke kritiek en houding op alle fronten ernstig hadden gefaald.
Mijn eigen conclusie op dit punt is dat een kritische kijk naar het wetenschappelijk bedrijf niet verkeerd is, maar ook niet overdreven moet worden. Het is beslist niet zo dat wetenschappers elkaar tegen beter weten in de hand boven het hoofd houden. Aan de andere kant blijkt wel dat het soms lang kan duren voordat de ballon van de fraudeur wordt doorgeprikt.
Blind
In de tweede plaats leer ik van deze geschiedenis dat het belangrijk is met wie je samenwerkt in je wetenschappelijk onderzoek. Sommige wetenschappers zijn zwaar onder vuur komen te liggen, omdat ze de verzonnen onderzoeksgegevens in goed vertrouwen accepteerden en gebruikten in hun eigen onderzoek. Zij vertrouwden blind op de status van hun collega en waren er trots op met zo’n gerenommeerde wetenschapper te mogen samenwerken.
Om een dergelijke verblinding te voorkomen, is wel gesuggereerd dat in het kader van wetenschappelijke samenwerking iedere deelnemer aan een dergelijk gemeenschappelijk project zich er persoonlijk van moet overtuigen dat de door elk van de betrokkenen aangeleverde gegevens kloppen. Vertrouwen in elkaar als persoon moet plaatsmaken voor controle van elkaars onderzoeksresultaten.
Dit klinkt plausibel, maar is in de praktijk niet uitvoerbaar. Kenmerk van hedendaags onderzoek is juist dat het gedragen wordt door mensen met een verschillende achtergrond en deskundigheid. Een voorbeeld uit mijn eigen vakgebied, de pathologie. In mijn onderzoek werk ik samen met biologen. Omdat wij de deskundigheid missen om elkaars werk te controleren, moeten de biologen erop vertrouwen dat ik mijn werk goed doe, en datzelfde geldt wederkerig. Vertrouwen blijft de basis van alle wetenschappelijke samenwerking en kan niet door allerlei controles worden vervangen. Het getuigt echter van wijsheid en nuchterheid dat vertrouwen niet al te lichtvaardig te schenken.
Vleeseters
Ten slotte heeft deze affaire mij weer eens met de neus op het feit gedrukt hoe belangrijk het is om je eigen onderzoeksresultaten te wantrouwen, vooral als ze lijken te bevestigen wat je graag wilt.
Vleeseters kenmerken zich door hufterig gedrag, dat was kort gezegd de uitkomst van een van de laatste onderzoeken van de door de mand gevallen Tilburgse hoogleraar. Dat resultaat kwam een vegetarisch levende collega aan een andere universiteit uiteraard goed van pas, zo goed dat deze daarmee de boer opging zonder er eerst eens kritisch naar te kijken. Toen bleek dat ook dit onderzoek verzonnen was, viel er heel wat uit te leggen.
Te gretige acceptatie van onderzoeksuitkomsten die in ons straatje passen, is een reële valkuil. Wie op zoek is naar archeologische bewijzen voor de betrouwbaarheid van de Schrift zal bij het aantreffen van een oud stuk hout op de berg Ararat zijn best doen om te bewijzen dat hij een deel van de ark heeft gevonden. Strikt wetenschappelijk moet je juist tegen je geliefkoosde hypothese ingaan en proberen te bewijzen dat dit niet het geval is.
Mijn leermoment is om zorgvuldig te zijn in het schenken van vertrouwen en vooral ook de eigen motieven kritisch te bezien.
De auteur is hoogleraar klinische pathologie aan het UMC St Radboud te Nijmegen. Reageren? goedbekeken@refdag.nl