Commentaar: De Eerste Kamer als slaperdijk
Het nut en de toegevoegde waarde van de Eerste Kamer staat regelmatig ter discussie. Wat moeten we in ons staatsbestel met zo’n ouderwets en slaperig instituut, dat het werk van de Tweede Kamer nog eens dunnetje overdoet? zo klinkt veelal de kritiek.
Die discussie laait met name op in tijden waarin de Eerste Kamer politiek dwarsligt of waarin er verkiezingen voor de Senaat gaan plaatsvinden. Zo zaten we een halfjaar geleden nog midden in dit soort debatten. Wat hebben we eigenlijk aan die volksvertegenwoordiging aan de overkant van het Binnenhof?
Sinds dinsdag valt op die vraag weer gemakkelijk antwoord op te geven. Het is het antwoord dat al decennialang gegeven ís, maar dat op het ene moment beter voor het voetlicht te brengen valt dan op het andere.
De Eerste Kamer, zo luidt het traditionele antwoord, is een extra veiligheidsslot in onze democratie en rechtsstaat. Omdat de Tweede Kamer nogal eens de neiging heeft zich mee te laten slepen door de waan van de dag, de emotie van het moment of de politieke druk van een willekeurige coalitie, is in het staatsrecht de veiligheidspal van de Senaat ingebouwd. Die wordt geacht om los van alle hectiek zich nog eens wat dieper te bezinnen op de noodzaak van wetten, op hun juridische consistentie, op hun verhouding tot de Grondwet en op hun uitvoerbaarheid. Om zo, als dat nodig is, een remmende werking uit te oefenen.
Vandaar dat de Eerste Kamer ook wel een slaperdijk wordt genoemd. Jarenlang merk je weinig van het bestaan van zo’n dijk. Maar als het hoogwater is, ben je blij dat hij bestaat.
Opvallend in het debat van dinsdag was dat meerdere fracties die in de Tweede Kamer voor het initiatiefwetsvoorstel van Thieme hadden gestemd, zich nu tegen deze wet keerden of zich uiterst kritisch uitlieten. Die situatie komt in de Nederlandse politiek niet zo vaak voor.
Het wijst er in de eerste plaats op dat een voor sommigen misschien marginaal thema, namelijk de rituele slacht, wel degelijk raakt aan diepe emoties en aan diverse grondwaarden van onze samenleving. Het wijst er in de tweede plaats op dat de Eerste Kamer blijkbaar inderdaad een andersoortig instituut is dan de Tweede Kamer, mede door het type politici dat vanouds de Senaat bevolkt.
Neem PvdA-woordvoerder Schrijver. Hij is hoogleraar internationaal publiekrecht en wetenschappelijk directeur van het Grotius Centre for International Legal Studies van de Universiteit Leiden. Of neem D66-woordvoerder Backer. Vervult en vervulde als jurist hoge functies bij Shell en bij Schiphol.
Dat zijn, kortom, mensen met een grote maatschappelijke ervaring die vanuit hun achtergrond en kennis gewoonlijk goed in staat zijn boven het politieke geharrewar aan het Binnenhof uit te stijgen en, als het nodig is, koppig aan hun eigen overtuiging vast te houden.
Anders gezegd: typische senatoren. Een van de conclusies van het Eerste Kamerdebat van dinsdag kan daarom luiden: laten we de gedegen kennis van de slaperdijkpolitici niet weggooien maar er als samenleving bij tijd en wijle dankbaar van profiteren.