Nederland en zijn inwoners in de nieuwe eeuw
De doorsnee-Nederlander was in 1955 8 centimeter kleiner dan nu. Hij dronk 17 liter bier per jaar, tegen 78 liter nu. Wat wijn betreft ging hij van 12 liter naar 21,3 liter. Hij eet nu twee keer zo veel vlees als toen. De levensduur steeg met zeven jaar.
Dit alles en nog veel meer staat te lezen in ”Nooit meer nuchter”, een boek over ”Nederlanders en de nieuwe eeuw”. Het is een bundeling van artikelen in Elsevier na 1999, toen een soortgelijk boek verscheen onder de titel ”De nieuwe kaaskop”.
Minutieus komt het gedrag casu quo de leefstijl van de huidige gemiddelde Nederlander aan de orde; in huwelijk en gezin, in de politiek, op de werkvloer, in het openbare leven, met betrekking tot recreatie, de computer en de nieuwe media, in kleding (vijf stijlen voor jongerenkleding zijn afgebeeld), op het gebied van seksualiteit en wat niet al. Alles onderbouwd door resultaten van onderzoeken en enquêtes.
Kortom, een boek waarin de razendsnelle veranderingen van het moderne leven worden blootgelegd. De jonge generatie bijvoorbeeld groeit „onafhankelijk” van de oudere op, vanwege de brede informatiestromen via de sociale media. Dr. W. Fieret wees daar recent ook indringend op in een lezing voor het Platform Waarden en Normen.
Ook het kerkelijke en geestelijke leven komt, zij het spaarzamelijk, voorbij. Gezegd wordt dat in 1955 „waarschijnlijk” meer mensen naar de kerk gingen dan nu. Dat waarschijnlijk kan weggelaten worden. In ieder geval wordt geconstateerd dat in 1955 een op de vijf Nederlanders zich buitenkerkelijk noemde tegen nu bijna de helft.
Wat mankeert in dit boek is dat er altijd nog een volksdeel is dat in de moderniteit poogt een eigen levensgedrag trouw te blijven. Zo goed als geen representanten van dat volksdeel krijgen een plek. Hoogstens de conservatieve stroming met Bart Jan Spruyt als boegbeeld. En bij de opsomming van alle on-fatsoen komt oud-premier Balkenende langs met zijn ”fatsoen moet je doen”.
Man en vrouw
Het boek telt vijf onderdelen: ”het goede leven”, ”rangen en standen”, ”mannen en vrouwen”, ”generaties” en ”ons humeur”. Een van de hoofdstuktitels luidt ”Hoe de vrouw de werkvloer veranderde”. Vrouwen maken de werkvloer „gezelliger en socialer, soms zelfs schoner.” Maar „gelijke wezens” worden mannen en vrouwen nooit.
Intussen was in 1990 het aandeel vrouwen van tussen de 15 en de 64 jaar op de arbeidsmarkt dat meer dan twaalf uur per week werkte 39 procent, in 2002 was dat 55 procent. Nederland is daarin de nummer vijf van Europa.
Verrassend is dan wel weer dat de tijd die Nederlandse moeders de afgelopen dertig jaar dagelijks aan hun kinderen besteden steeg van 61 naar 147 minuten, voor mannen van 22 naar 63 minuten. In een hoofdstuk ”Red de man” wordt overigens wel geconstateerd dat, gezien de vervrouwelijking van de samenleving, mannen „de kluts kwijtraken.” Het zit de auteur zelf kennelijk ook niet zo lekker. Hij spreekt over doorschietende emancipatie. Letterlijk: „Als mannen net zo emotioneel intelligent, net zo sociaal, net zo zorgzaam waren geweest als vrouwen, dan hadden de Zeeuwen nu natte voeten. Dan waren de Deltawerken er niet geweest, dan had de Eiffeltoren er niet gestaan.”
Verzuilde samenleving
Het boek over de moderne Nederlander is naar zijn aard meer constaterend dan richtinggevend. Dat brengt op een tweede boek, geheel anders dan het bovenstaande, maar met een gemeenschappelijk trefwoord: dynamiek. Een boek waarin de verzuilde en daarna ontzuilde samenleving wordt doorgelicht, geschreven door Peter van Dam, historicus aan de Universiteit van Amsterdam.
Dit boek –hoe kan het anders– staat mede tegen de achtergrond van religieuze ontwikkelingen in modern Nederland. Maar de auteur keert zich tegen het beeld dat is ontstaan van een verzuilde „onbeweeglijke” samenleving. Dat lijkt op een tempel met vier stevige zuilen en een gesloten dak. Maar waar (op den duur) zogeheten zuilen als verenigingen van gelijkgezinden ontstonden, bleken de grenzen open, liet niet ieder zich daarbinnen organiseren en lag zulk organisatiestreven onder soms zelfs zware kritiek. Naarmate het aantal verenigingen toenam, groeide ook de kritiek.
De auteur spreekt liever van zware gemeenschappen, als hechte samenlevingsverbanden. Zulke verbanden bestonden al voor 1848, bijvoorbeeld voor de vrijmetselaars en in de Maatschappij tot Nut van het Algemeen, of op geschiedkundig terrein, waar beschrijving van de eigen religieuze stroming van de historicus dominant was.
Wel heeft de in 1848 grondwettelijk geregelde vrijheid van drukpers en vereniging het ontstaan van eigen verbanden op allerlei terrein, hoewel niet op alle, bevorderd; voor orthodoxe protestanten (vooral), voor rooms-katholieken (in mindere mate) en ook voor socialisten.
De term verzuiling valt pas in de jaren dertig. De auteur spreekt van een mythe, alsof heel Nederland in die tijd verzuild was. Vervolgens kwam er ook nog de Tweede Wereldoorlog, die gemeenschappen zuildoorbrekend naar elkaar dreef, en de doorbraakgedachte vlak na de oorlog.
En dan begint de ontzuiling in de jaren zestig, als spiegelbeeld van de verzuiling. Het blijft, ook voor de auteur, de vraag waarom het uitgerekend in de jaren zestig gebeurde. De Amerikaanse historicus James Kennedy wordt als getuige opgeroepen, die spreekt van „radicale bekering.” „De snelle overgang van de ene wereld naar de andere gaf veel mensen de indruk dat het verleden (…) definitief voorbij was.” Deze ging gepaard met secularisatie. Nochtans bleven gemeenschappen bestaan, maar in plaats van ”zware” werden het ”lichte” gemeenschappen, niet gedragen door beginselen. Dit alles ging gepaard met of gelijk op met verandering in religieuze tradities, maar niet met verdwijning ervan. „Religie mag weer.”
Strenggereformeerd
Ik trok slechts een paar lijnen uit dit lezenswaardige boek. In een tussenzinnetje, maar meer ook niet, wordt opgemerkt dat in „strenggereformeerde kring” de „zware gemeenschappen” nog in stand worden gehouden. Als zodanig biedt dit boek stof tot nadenken. Want wordt daarmee onvermijdelijk de afstand tot het geheel van de samenleving niet vergroot en het isolement versterkt? En dat terwijl nochtans de moderniteit ook hier onstuitbaar binnendringt?
Als zodanig grijpen de twee boeken die ik hier aan de orde stelde in elkaar. Het is niet voor niets dat in wat dan heet strenggereformeerde kring vandaag ook het thema verzuiling kritisch wordt doorlicht. Keren de dijken de vloed van de moderniteit? Of staan ze ook op breken? Weerbaarheid komt van binnenuit.
Boekgegevens
”Nooit meer nuchter. Nederland en Nederlanders in de nieuwe eeuw”, door Gertjan van Schoonhoven (red.); uitg. Elsevier, Amsterdam, 2011, ISBN 978 90 352 5028 4; 260 blz.; € 14,95;
”Staat van verzuiling. Over een Nederlandse mythe”, Peter van Dam; uitg. Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2011, ISBN 978 90 284 2419 7; 128 blz.; € 15,90.