Alarmerende situatie Pakistaanse kernwapens gaat Nederland aan
De beveiliging van Pakistaanse kernwapens schiet ernstig tekort, aldus Wouter van Cleef. Nederland heeft een bijzondere verantwoordelijkheid om lessen te trekken uit deze gevaarlijke situatie.
Uit een reconstructie in de Volkskrant van 19 november blijkt dat Nederlandse kennis aan de basis van het Pakistaans atoomwapen ligt. Abdul Qadeer Khan, ”de vader van Pakistans kernbom”, legde, terwijl hij bij Urenco in Almelo werkte, de hand op gedetailleerde beschrijvingen van centrifuges voor uraniumverrijking. Met kennis en bouwtekeningen op zak toog Khan terug naar Pakistan, om het land te helpen strategisch op gelijke voet te komen met aartsvijand India.
Ondanks weerstand van de VS en Europa slaagde Pakistan er met Chinese hulp eind jaren 90 in een kernwapen te ontwikkelen. Dit leidde tot diplomatiek ongemak en spanningen met India. Toch ontstond er pas na de aanslagen van 11 september 2001 echt brede internationale belangstelling voor het Pakistaanse kernarsenaal.
Na de inval in Afghanistan bleek dat internationale terroristische netwerken ook in Pakistan voet aan de grond hadden gekregen. In grote delen van het Pakistaans- Afghaans grensgebied is staatsmacht afwezig; militanten hebben min of meer vrij spel. Grote etnische en politieke verdeeldheid maken dat de regering amper in staat is burgers en staatsinstellingen effectief te beschermen. Ook het leger is verscheurd en blijft niet gevrijwaard van aanslagen.
Onbeveiligd transport
The Atlantic Monthly publiceerde deze maand een huiveringwekkende reportage over het gevaar dat Pakistans nucleaire wapens in verkeerde handen vallen. Twee journalisten spraken zes maanden lang met bronnen in Pakistan en daarbuiten. Amerikaanse diplomaten en militairen zijn zeer ongerust dat extremisten een Pakistaans kernwapen kunnen bemachtigen. Zo vielen in mei al-Qaidastrijders een vliegbasis bij Karachi aan, die ze urenlang konden bezetten. Er zijn aanwijzingen dat er op deze locatie kernwapens lagen opslagen.
De VS houden het Pakistaanse atoomarsenaal daarom nauwlettend in de gaten, tot ergernis van de Pakistanen. Die reageren door kernwapens voortdurend te verplaatsen, met steeds minder opvallende beveiliging. Normaal hoort dit soort transporten streng beveiligd te worden. Ondanks de penibele veiligheidssituatie kiest de Pakistaanse militaire leiding nu voor een heel andere methode: onopvallende busjes rijden zonder bescherming met kant-en-klare kernraketten dwars door het drukke Pakistaanse verkeer van de ene naar de andere lanceerbasis, in de hoop dat het niemand opvalt. Bij het geringste informatielek over een kernwapenverplaatsing kan een gewapende groep eenvoudig wapens ontvreemden.
Daar komt nog bij dat het zeer de vraag is wie de finale beslissing neemt over het gebruik van nucleaire wapens. Een zorgvuldige procedure moet ervoor zorgen dat alleen het hoogste civiele gezag kan besluiten over de inzet van atoomwapens. De journalisten van The Atlantic laten zien dat ook dit proces in Pakistan beter kan. De Amerikanen hebben in het verleden zelfs meermaals assistentie aangeboden om de procedures aan te scherpen.
Extra aandacht
De voltallige wereldgemeenschap behoort deze ernstige zaak serieus te nemen. Nederland is op dit moment roulerend voorzitter van de Nuclear Suppliers Group (NSG), een samenwerkingsverband van landen met een nucleaire industrie dat regels opstelt voor handel in nucleair materiaal en aanverwante producten. In die hoedanigheid heeft Nederland tijdelijk een invloedrijke stem in het internationaal beleid met betrekking tot kernwapens en nucleair materiaal.
Hoewel de mogelijkheden voor een klein land als Nederland beperkt zijn, zou minister Rosenthal –juist vanwege onze geschiedenis in deze kwestie– op een aantal punten extra aandacht kunnen vestigen. In 2010 heeft de NSG toegestaan dat China twee nieuwe kernreactoren in Pakistan bouwde. Dat lijkt nu onomkeerbaar, maar op andere punten valt er winst te boeken.
Nederland zou nog meer aandacht moeten vragen voor het gevaar van de verspreiding van kennis en materieel naar niet-statelijke actoren (zoals terroristische netwerken). Daartoe moet vooral effectiever informatie gedeeld worden tussen de NSG-lidstaten. Zo kan de internationale gemeenschap sneller verdachte schakels van netwerken identificeren met een meer dan normale interesse voor nucleair materieel en gerelateerde producten. Ook is uitbreiding van het aantal leden van de NSG, waarbij ook opkomende landen met een hoogwaardige industrie zich binden aan de NSG-regels, van groot belang.
De Nederlandse mogelijkheden om effectief op te treden tegen de huidige levensgevaarlijke situatie met het Pakistaanse nucleaire arsenaal zijn beperkt. Door lessen te trekken uit de fouten die werden gemaakt in het verleden, kan ons land echter wel een belangrijke bijdrage leveren aan het voorkomen van gevaarlijke nucleaire proliferatie in de toekomst.
De auteur is politicoloog en publicist op het terrein van internationale politiek en internationaal recht.