Christen in overheidsdienst krijgt vroeg of laat problemen
Een christen in overheidsdienst krijgt vroeg of laat problemen met de ideologie van de overheid, stelt prof. dr. A. van de Beek. Dat dit tot nu toe zo weinig is gebeurd, zegt meer over ons christen-zijn dan over de overheid.
De christelijke apologeet Tertullianus schrijft rond 200 over een soldaat die weigert de lauwerkrans van de overwinning van de groep in ontvangst te nemen. „Ik ben een christen”, geeft de jongen als reden. Dat komt hem duur te staan. In de gevangenis wacht hij op zijn executie – om gekroond te worden met een lauwerkrans van hoger heerlijkheid.
Christenen in overheidsdienst kunnen in een situatie geraken waar ze zich tegen de regels van de heersende macht gedragen. De jongen over wie Tertullianus schreef, betaalde met zijn leven. Heden ten dage kunnen mensen daarvoor betalen met ontslag, zoals weigerambtenaren. Dat is het lot van christenen in de wereld. Het is lang verdoezeld geweest in een ogenschijnlijk christelijk Nederland. Nu komt het agressief weer naar boven. Zelfs kerkbladen worden nageplozen om er grote politiek van te maken. Het gaat allang niet meer om het beschermen van arme slachtoffers, maar om het bevechten van het gevaar dat godsdienst is.
De vervolging van christenen in de wereld was verdoezeld. Dat was niet zozeer omdat Nederland zo christelijk was, maar omdat christenen zo werelds waren. Ze gingen rustig voor het vaderland in het leger en lieten zich met ere de onderscheiding opspelden. Dat was in de Vroege Kerk anders: er waren een heleboel activiteiten die een christen niet mocht doen en die je moest afleggen voordat je op de catechisatie mocht komen. Dienstdoen in het leger was er een van, net als alle andere beroepen waarin mensen konden beslissen over leven en dood van een ander.
Geweldsmonopolie
Het ging en gaat echter om meer dan alleen bepaalde activiteiten. Het gaat om het deelnemen aan het systeem. De overheid eist nu eenmaal het laatste gezag. Ze kan wel beweren dat ze de gewetens niet bindt, maar ze bepaalt wel zelf wat het juiste geweten is. De soldaat van Tertullianus en de weigerambtenaren kunnen daarvan getuigen. De overheid heeft absolute trekken en eigent zich het recht toe om te beslissen over leven en dood van mensen, over de laatste grens van het menselijk bestaan waar ze vat op heeft. Zij heeft het geweldsmonopolie – net als zij die in haar ideologie door haar gevolmachtigd zijn, zoals artsen bij een abortus.
Dat Nederland geen doodstraf kent, maakt geen verschil. Nederland heeft een leger en er sneuvelen jonge mannen – als die niet sneller waren om de vijand te doden. Of omdat ze christen waren en weigerden te schieten. Aan de kant van de vijand zijn ook maar jongens, net als ik, pionnen in het spel van de macht. Aan de andere kant zijn ook vrouwen en moeders. Medailles zijn altijd nat van tranen, schrijft Tertullianus.
Veeg teken
De overheid heeft absolute trekken en dat zijn altijd trekken van een bepaalde ideologie. Die ideologie past nooit bij het geloof in Christus. Want elke overheidsideologie draagt de component van geweld. Of de overheid zelf een geweldsmonopolie heeft of dat wil delen met anderen, zoals abortusartsen of milities, maakt daarbij niet uit. Wie in de ideologie niet meedoet, krijgt problemen. En vroeger of later krijgen de onderdanen in haar dienst daarmee te maken: militairen, ambtenaren van de burgerlijke stand, artsen, leraren. Vroeger of later moeten gelovigen zeggen: „Ik ben een christen.” Dat we in Nederland daarvan zo lang gevrijwaard zijn geweest is een veeg teken over de kwaliteit van ons christen-zijn.
Omdat overheidsdienst deelname aan het systeem en de ideologie betekent, waren christenen in de oudheid niet geneigd om daarin te treden. Origenes (rond 250) zegt het expliciet: we zullen niet in dienst van de overheid zijn, want we behoren aan een andere natie: die van het Woord van God, dat wil zeggen van Hem die het vleesgeworden Woord van God is: Christus.
Dat is ook nu de vraag waarvoor christenen staan: wil je deel uitmaken van de ideologie van de neutrale staat en je daaraan conformeren? Die vraag komt niet pas als je bij de keel gegrepen wordt als weigerambtenaar. Die vraag is er van meet af aan: want het is deze overheid waaraan je je moet conformeren. Haar omgaan met een weigerambtenaar is alleen een expressie daarvan. Hoor je daarbij en neem je daar verantwoordelijkheid voor?
Gebed
Dat geldt in het bijzonder voor hen die zelf ambtsdrager zijn in plaats van ambtenaar bij de overheid. Wil je verantwoordelijkheid dragen voor dat systeem? Origenes zegt dat christenen die leiderschapsgaven hebben die beter in de kerk kunnen gebruiken – en dan vooral niet mensen die graag de baas zijn. En in de kerk is hun voornaamste taak niet om de kerk eens stevig op poten te zetten als een goed organisator. Hun eerste taak is het gebed. Een biddend leven is de hoogste dienst en voorgaan in het gebed van de gemeente is de hoogste taak.
Dat is ook de hoogste dienst aan de overheid: dat er een volk is van een andere orde dat voor haar bidt. Zij bidden niet voor het Koninkrijk van God op aarde in de vorm van de staat. Het Koninkrijk van God op aarde is de Gekruisigde. Zij bidden om een stil en gerust leven: een wijze overheid die haar grenzen kent en terughoudend is. Denk niet dat die bij christenen veilig zou zijn, want christenen geven zich totaal en als die totaliteit zich vertaalt naar de politiek, dan is pas echt het hek van de dam. Een pragmatische of stoïcijnse overheid, zoals Gallio in Korinthe, is misschien maar het beste. Maar zo niet – dan weten christenen dat ze andere Koning hebben aan Wie alle macht in hemel en op aarde is gegeven.
De auteur is bijzonder hoogleraar aan de universiteit van Stellenbosch (Zuid-Afrika) en emeritus hoogleraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.