Europese landen kunnen elkaar onmogelijk op de been houden
De Europese landen kunnen elkaar onmogelijk op de been houden. Ze zullen daarom snel hun verliezen moeten nemen. Hoe langer ze daarmee wachten, hoe hoger de schade wordt, betoogt Arjan Deij.
Vandaag en morgen wordt de zoveelste top over de eurocrisis gehouden. Eerdere eurotoppen leken telkens de definitieve oplossing te leveren, maar net zo vaak bleek dat ijdele hoop. Er is geen enkele reden om te denken dat het deze keer anders zal gaan.
Ondertussen staat de economische en politieke stabiliteit van het hele continent op het spel. Landen stellen zich voor steeds grotere bedragen garant voor steeds grotere risico’s. Als dit partijtje blufpoker misgaat, zullen we elkaar in een vrije val meesleuren. Zijn er alternatieven voor nog lagere rentepercentages en nog grotere steungaranties?
Aartsvijanden
De euro was bedoeld als kroon op de vreedzame samenwerking van vroegere aartsvijanden. Voor deze vergaande economische en monetaire integratie werden economische principes opgeofferd aan romantische politieke idealen. Landen met een zeer uiteenlopende mate van begrotingsdiscipline en economische ontwikkeling werden kunstmatig geïntegreerd. De harde toetredingsvoorwaarden uit het Verdrag van Maastricht bleken daarbij algauw boterzacht te zijn.
Zo was de afspraak dat de staatsschuld niet hoger mocht zijn dan 60 procent van het bruto nationaal product (bnp). Maar toen Griekenland zich aansloot, bedroeg zijn schuld al meer dan 100 procent, en dan bleek dit officiële cijfer achteraf zelfs nog geflatteerd te zijn.
In 2002 lieten zowel Frankrijk als Duitsland zich weinig gelegen liggen aan de afspraak dat het begrotingstekort niet hoger mocht zijn dan 3 procent van het bnp. Nu de wittebroodsweken van de euro achter ons liggen, krijgen we de rekening van zo veel slapheid gepresenteerd. Wat het summum van integratie had moeten zijn, blijkt steeds meer een bron te worden van bijna onoverbrugbare verdeeldheid.
In Maastricht was ook afgesproken dat landen elkaar niet zouden mogen redden, want dat lokt immers wangedrag uit. Na zo veel steunfondsverhogingen blijkt hoe reëel dat risico is: landen hebben onvoldoende prikkels om de begrotingsdiscipline te handhaven, want de EU helpt ze toch wel uit de brand. Zo slaan de problemen van individuele landen over naar de EU. De problemen worden niet opgelost, maar slechts vergroot, gecompliceerd, en vervolgens in bijna onoplosbare proporties aan volgende generaties doorgegeven.
Inflatie
Sinds in 1971 de laatste band tussen de dollar en goud werd losgelaten, is het monetaire stelsel wereldwijd op drift. Het gegoochel met steeds hogere garantstellingen wordt mede mogelijk gemaakt door ”fractional reserve banking”, waarbij banken veel meer geld uitlenen dan ze als besparingen in kas hebben. Uiteindelijk staat er steeds minder reële economische waarde tegenover steeds meer (nominaal) geld.
Op middellange termijn leidt dit tot stevige inflatie, en op korte termijn leidt dit bij consumenten en producenten tot lichtvaardige uitgaven op krediet, zeker in combinatie met kunstmatig laag gehouden rentepercentages. Dit alles veroorzaakt ”bubbles” zoals de dotcom- en de huizenzeepbel in de VS, die een belangrijke aanleiding waren voor de kredietcrisis.
Enerzijds is het besef nodig dat politieke, fiscale en monetaire integratie niet top-down ontstaat maar zich organisch ontwikkelt. De Unie moet niet meer zaken centraal regelen dan strikt noodzakelijk. Landen moeten zich in hun eigen tempo kunnen ontwikkelen.
Anderzijds is voor landen die meedoen aan de euro een steviger centrale regie vanuit Europa vereist om de bestaande afspraken in het Verdrag van Maastricht krachtig te kunnen handhaven. Wanneer landen niet aan deze normen voldoen, moeten ze uit de muntunie worden gezet. De procedures voor uittreding moeten helder op papier gezet worden en strikt worden nageleefd.
Voorts bestrijd je een kredietcrisis niet door krediet goedkoop te maken, maar door het sparen te stimuleren. Dat betekent hogere rentepercentages. Op termijn kan de munt gekoppeld worden aan fysieke zaken die een reële waarde vertegenwoordigen (bijvoorbeeld goud), iets waar economen uit de Oostenrijkse School al jaren op aandringen.
Schade
Elkaar blijven redden, is onbetaalbaar. De politieke en monetaire risico’s die daarmee gemoeid zijn, zijn veel te hoog. De landen die in de eurozone blijven, moeten hun omvangrijke verliezen zo snel mogelijk nemen, want hoe langer ze daarmee wachten, hoe hoger de schade zal worden.
Doormodderen zoals nu al zo lang gebeurt, zal binnen afzienbare tijd het einde van de euro inluiden. Zoals Winston Churchill zei: „If we do not face reality, reality will face us.”
De auteur is redacteur van de website www.slankeoverheid.nl.