Commentaar: Goede doelen doen het goed
Ondanks de crisis en daarmee ge- paard gaande inkomensachteruitgang van velen, hebben de goede doelen nog steeds niet te klagen. De organisaties hebben in het jaar 2010 ruim 3,7 miljard euro ingezameld. Dat is een stijging van een kleine 5 procent ten opzichte van het jaar daarvoor. Tegelijkertijd zagen vrijwel alle instellingen hun totale budget slinken. De oorzaak is dat ze vorig jaar minder overheidssubsidie hebben ontvangen dan in de jaren daarvoor. Vaak ging het om forse bedragen. In totaal gaf Den Haag 1,3 miljard minder aan goede doelen. Dat is een daling van bijna 10 procent.
Natuurlijk is een dergelijke terugval van inkomsten ingrijpend voor instellingen die van het gegeef moeten leven. Met name organisaties die zich richten op structurele hulpverlening kunnen daardoor behoorlijk in de problemen komen. Zij werken immers vaak met langjarige projecten die niet zomaar stopgezet kunnen worden en die pas op termijn effect hebben. Vermindering van inkomsten kan de continuïteit van dergelijke plannen in gevaar brengen.
Daar komt nog bij dat juist de hulpverlening die te maken heeft met structurele verbetering van levensomstandigheden minder kan rekenen op impulsieve gevers die, overmand door emoties, diep in hun buidel tasten. Het redden van slachtoffers spreekt mensen vaak meer aan dan het bouwen van scholen. Om die reden zijn organisaties die zich daarop richten, meer dan noodhulporganisaties, afhankelijk van structurele geldschieters. Het is daarom wel eens wrang dat bij noodhulpacties –hoe belangrijk ook– de overheid vaak spontaan aanbiedt de opbrengst te verdubbelen, terwijl langjarige hulp de subsidie ziet verminderen.
Positief is dan dat uit het jaarverslag van de hulporganisaties blijkt dat in het algemeen de particuliere gevers gul zijn en guller worden. Het is ook opvallend dat juist in een tijd van economische neergang de inkomsten stijgen. Dat zal zeker te maken hebben met verhoogde wervingsactiviteit van de organisaties. Maar het is uiteindelijk toch nog zo dat de gevers bereid moeten zijn hun portemonnee te trekken.
Enerzijds illustreert dat hoezeer de gemiddelde Nederlander zich realiseert dat we het met elkaar in ons land nog steeds goed hebben als we onze situatie vergelijken met die elders op de wereld. Anderzijds toont dat een betrokkenheid die weldadig aandoet.
Natuurlijk zijn er kanttekeningen te maken bij het geefgedrag van mensen. Ongetwijfeld zullen er mensen zijn die snel een euro in de collectebus stoppen om maar verlost te zijn van die lastige collectant. Zeker zullen er ook mensen zijn die een gift doen om daarmee andere buitensporigheden te compenseren. Maar grosso modo is de gulheid van de Nederlander te waarderen.
Daarbij zijn bij de teruggang van subsidies niet alleen negatieve kanttekeningen te plaatsen. Er zit ook een positieve kant aan. Door terug te moeten vallen op particuliere gevers kan de betrokkenheid van mensen bij hulpverleningsprojecten worden vergroot. Daardoor kan ”zomaar een gift” een ”hartelijke gave” worden.