De profeet Ezechiël als chiliast
Titel:
”De profeet Ezechiël. Aantekeningen bij het bijbelboek Ezechiël”
Auteur: A. C. Gaebelein
Uitgeverij: Het Zoeklicht, Doorn, 2003
ISBN 90 6451 066 0
Pagina’s: 340
Prijs: € 19,95. De vraag naar het duizendjarig rijk blijft actueel. Vaak vanwege een heilige nieuwsgierigheid. Hoe moeten wij de gebeurtenissen van onze tijd zien in het licht van de Bijbel: de oprichting van de staat Israël, de opkomst van de islam, de ontkerstening van het westen, de verloedering van onze maatschappij?
Er zijn ook andere perioden in de wereldgeschiedenis aanwijsbaar, tijden van betrekkelijke vrede en rust. Zo zagen de kanttekenaars van onze Statenvertaling de duizend jaren uit Openbaring 20 beginnen met de komst van Constantijn de Grote en eindigen met het optreden van paus Bonifatius VIII en de inval van de Turken en Tartaren.
Het gaat bij het duizendjarig rijk ten diepste om de vraag naar Christus als de zin van de geschiedenis, van onze geschiedenis. Zeker, er bestaan rondom dit thema wilde en soms ook gevaarlijke speculaties. De wederdopers in Münster zijn daarvan het klassieke voorbeeld. Maar dat is geen excuus om dit onderwerp te laten voor wat het is.
Arno Gaebelein (1865-1945) was een aanhanger van de leer van het duizendjarig rijk. Toch is de Heere Jezus ook voor hem het Lam van God Dat de zonde van de wereld wegdraagt. Dat is het wat ons met hem verbindt. En daar is nog meer: hij wil zich houden aan het geïnspireerde Woord van God, net als wij.
Dispensationalisme
Toch gaan onze wegen uiteen. Hoe komt dat? Je kunt geen bijbelboek verklaren zonder visie op de Bijbel als geheel. Daarbij gaat het vooral om de inhoud, de structuur van de bijbelse geschiedenis, de bijbelse theologie. Dat is de letterlijke betekenis van het woord ”theologie”. In de Bijbel wordt van God gesproken: Wie Hij is, wat Hij zegt en wat Hij doet.
We hebben bij Gaebelein te maken met het dispensationalisme, de leer van de zeven bedelingen of dispensaties. Volgens deze leer zitten we nu op de grens van de bedeling van de kerk en die van het koninkrijk. De bedeling van het koninkrijk begint met de eerste wederkomst van Christus en de opname van de gemeente in de hemel. Dan begint op aarde het duizendjarig rijk.
Volgens Gaebelein slaat het visioen van de nieuwe tempel en de tempeldienst in Ezechiël 40 tot 46 op de tempel die dan daadwerkelijk gebouwd wordt en op de offerdienst die dan ook weer daadwerkelijk zal worden gepraktiseerd (blz. 307). Hij stelt: „Als we deze offers niet letterlijk nemen, doen we het Woord van God geweld aan” (blz. 308). Dat maakt de profeet Ezechiël tot een chiliast!
Scofield
Daarmee is deze bijbelverklaring getypeerd. Gaebelein volgt de kanttekeningen van de Scofield Reference Bible. Hij en Scofield waren trouwens goede vrienden. Om goed zicht te krijgen op het dispensationalisme raadplege men het boek ”Profetisch perspectief” van C. van der Haagen.
Maar wás de profeet Ezechiël wel een chiliast? Wordt al door het stéllen van die vraag „het Woord van God geweld aangedaan”? Dat waag ik te betwijfelen. Ezechiël is de profeet van de persoonlijke betrokkenheid op God. Je kunt je niet achter andere mensen verschuilen. De ballingen in Babel mogen niet langer het spreekwoord gebruiken: de vaderen hebben onrijpe druiven gegeten en daarom zijn de tanden van de kinderen stomp geworden. De ziel die zondigt, zal sterven.
Die persoonlijke betrokkenheid wordt nog aangescherpt in de aankondiging van de grote toekomst des Heeren. Dat is verkondiging, geen voorspelling. Dat vraagt persoonlijke bekering. En die bekering wekt verwáchting. Het gaat dan niet om een blauwdruk van de toekomst, maar om de Heere Zelf. Dan klinkt ook het Maranatha op: Kom, Heere Jezus.
Trouwens, nergens in de Bijbel wordt gesproken over een duizendjarig rijk. Ook niet in Openbaring 20. Satan wordt duizend jaar gebónden. Dat is één van de aspecten van de jongste dag. De binding van satan staat niet op zichzelf. Openbaring 19 vanaf vers 16 tot hoofdstuk 21 vers 8 is opgebouwd uit acht teksteenheden die beginnen met „en ik zag.” Heel dit stuk loopt uit op de vraag of God ook tot mij zal zeggen dat Hij mijn God zal zijn en ik Hem tot een kind zal zijn.