Commentaar: Gul geven is christenplicht
Bijbelgetrouwe christenen schenken gemiddeld aanzienlijk meer aan goede doelen dan de doorsnee-Nederlander. Maandelijks verschilt dat wel 50 euro; en dat is fors. Dat blijkt uit het vandaag gepresenteerde onderzoek ”Trouw geven, eerlijk leven”, uitgevoerd in opdracht van twaalf christelijke organisaties. Alle reden dus om met een tevreden gevoel vast te stellen dat christenen gulle gevers zijn.
Wie dat werkelijk doet, zit er goed naast. Een zelfvoldane gever is geen gever. Hij koopt met zijn giften slechts wierook voor zichzelf om op die manier naar buiten toe te kunnen geuren met zijn milddadigheid.
Natuurlijk is het mooi dat er binnen christelijke kringen goed wordt gedoneerd. Maar echt opzienbarend is dat niet, althans: mag dat niet zijn. Stel eens dat dit niet het geval was? Wat zou er dan zichtbaar zijn van de christelijke noties van barmhartigheid, naastenliefde en dienstbetoon? Het zijn aspecten die onlosmakelijk verbonden zijn aan het christen-zijn. Het geefgedrag van christenen is een van de manieren waarop deze kenmerken van een christen zichtbaar worden. Met andere woorden: gul geven is christenplicht.
Overigens is het grote verschil in financieel doneren tussen niet-christenen en christenen nog geen garantie dat het met laatstgenoemden wel goed zit. De Bijbelse norm is tienden te geven. Sterker, de aanwijzingen in het Nieuwe testament gaan nog verder dan de voorschriften uit het eerste deel van de Bijbel. Johannes de Doper roept degenen die twee rokken heeft ertoe op er een te geven aan iemand die niet heeft. Dat betekent dus de helft van het bezit weggeven. En in de eerste christelijke gemeente was men zelfs gewoon alles wat men had met elkaar te delen.
Nergens in het Nieuwe Testament worden deze raadgevingen als geboden voorgeschreven. Maar daarmee is niet gezegd dat ze niet richtinggevend zijn. De les is dat schenkers er niet zijn als ze voldoen aan de norm van 10 procent. Hartelijke milddadigheid gaat verder. Feitelijk kent ze geen financiële bovengrens. Ze is het liefdevolle antwoord op de nood van de medemens. Wie werkelijk in het hart wordt geraakt door de moeilijke situatie van medeschepselen wil naar maximaal vermogen geven.
Tegelijk wijst het Nieuwe Testament erop dat niet de hoogte van het bedrag bepalend is, maar de innerlijke motivatie waarmee dit gebeurt. Als Christus ziet dat een weduwe ‘slechts’ twee penningen geeft terwijl rijken veel grotere gaven schenken, zegt Hij dat de vrouw veel meer gegeven heeft. Zij schonk namelijk al haar leeftocht, terwijl de rijken gaven deden van hun overvloed. De manier van geven toont beter het karakter van de schenker dan de gift zelf.
Christenen die deze lessen uit de Bijbel goed op zich laten inwerken, zullen onmiddellijk verlost zijn van hun zelfgenoegzaamheid. Ook al is het waar dat als gevolg van de crisis inkomens onder druk staan, we leven –zeker in vergelijking met de derde wereld– nog altijd in een land en een tijd van overvloed.
Een extra duit in het zakje zou christenen, en overigens ook alle andere Nederlanders, sieren. Maar dan wel van harte. Daar zit de crux.