Kees van Houten rekent aan Bachs Kunst der Fuge
Bach blijft ons bezighouden. Wetenschappers en bewonderaars raken niet uitgedacht en uitgespeculeerd over het genie dat de wereld een oeuvre zonder weerga naliet. Onbegrijpelijk voor de leek en nog raadselachtiger voor wie er zich verder in verdiept.
De musicus en Bachkenner Kees van Houten uit Boxtel doet al jaren onderzoek naar het verband tussen de muziek van Bach en het getal en komt daarbij soms tot verrassende conclusies, zoals in zijn jongste publicatie, die handelt over de onvoltooide fuga uit ”Die Kunst der Fuge”.
Ooit raadde een grappenmaker die een boek van Kees van Houten had gelezen zijn lezers aan de noten van het openingsrecitatief van Bachs zogenaamde ”Kaffeekantate” te tellen. Het zijn er 45. Als je de 4 en de 5 als letters van het alfabet neemt, kom je uit op D en E: Douwe Egberts…!
Het geeft aan hoe er soms over het werk van deze auteur wordt gedacht. Dat is echter voor een deel aan Van Houten zelf te danken. Zijn publicaties hebben iets ongerichts en missen de nodige rust en overzichtelijkheid die je bij de behandeling van de vrij ingewikkelde vragen die hij aan de orde stelt, zou mogen verwachten. Zo ook hier: ik sla het boek op een willekeurige pagina open en ik zie een bonte verzameling alinea’s in normaal, vet en cursief schrift.
Vervolgens is zijn verhaal geschreven in een stijl waarvan je je afvraagt waarom de schrijver niet een goede journalist of geïnteresseerde neerlandicus in de arm heeft genomen om zijn vaak onbeholpen zinnen en de onlogische opbouw van zijn betoog te fatsoeneren. Van Houten hanteert een bourgondische stijl vol superlatieven en bijvoeglijke naamwoorden. Het is allemaal heel gedreven, maar je wordt er wel moe van.
Dat wil overigens niet zeggen dat hij onzin beweert. Integendeel. Wat hij zegt, wordt onderbouwd met gefundeerde argumenten en is voor een deel zeker de moeite waard.
De auteur richt zich in dit boek op Bachs ”Die Kunst der Fuge” (BWV 1080), een verzameling fuga’s en canons. En dan met name op de ‘onvoltooide’ Contrapunctus 14, die door hem ook als sluitstuk van het hele werk wordt beschouwd. Dat het werk niet af is, komt echter niet door tijdgebrek. Je zou je namelijk ook kunnen voorstellen dat Bach, die zijn uitgegeven werken vooral als didactisch materiaal zag, hier de speler/lezer opdraagt zelf een slot te bedenken. Dat laatste is dan ook door velen geprobeerd en met wisselend succes. Sommigen maakten het stuk nog eens twee à drie keer zo lang, anderen keken naar de voorbeelden van eerdere door Bach geschreven fuga’s en beperkten zich tot ongeveer dertig maten.
Kees van Houten deed dat laatste ook, maar dan wel met een heel bijzondere reden: hij rekent. Dat doet hij al jaren en dat heeft al een reeks van publicaties opgeleverd waarin Bach en het getal centraal staan. Ik vind zijn ‘oplossing’ in dit boek alleszins geloofwaardig. De bijgeleverde cd, waarop de volledige fuga met Van Houtens oplossing te horen is, in een uitvoering door zowel strijkers als op klavecimbel, toont daarvoor het bewijs.
Maar dan komt het. De auteur vindt dat de muziekwetenschap te weinig aandacht besteedt aan Bachs verhouding tot de rekenkunde en de daarbij horende symboliek. Hij verdedigt aan de hand van een reeks citaten dat het getal voor Bach een bijzondere betekenis had. Dat doet hij behoorlijk uitgebreid, waardoor de aandacht van ”Die Kunst der Fuge” geheel wordt verlegd naar een ander onderwerp. Het is allemaal wel verrassend wat hij dan te berde brengt, maar muzikaal schieten we er weinig mee op.
Bij mij rijst echter wel de vraag of Bach de enige was die zich met dit soort speeltjes bezighield. Is daar eigenlijk onderzoek naar gedaan? Waren figuren als Mattheson en Fux niet ook gecharmeerd van het getal? Misschien dat van Houten daarover nog eens iets meer kan vertellen.
Boekgegevens
”Die Kunst der Fuge – Johann Sebastian Bach – een pythagoreïsch raadsel”, door Kees van Houten; uitg. in eigen beheer, Boxtel, 2011; ISBN 978 90 804141 0 5; 112 blz. + cd; € 25,-; bestellen: keesvanhouten.nl