JEREVAN – Wie het Armeense volk wil kennen, moet naar het Genocide Memorial and Museum in Jerevan. Vergelijk het met herinneringscentrum Yad Vashem in Jeruzalem.
Stilte en ontzag heersen in het museum. Leerlingen van een schoolklas verdringen zich rond vitrines: kennis van de genocide van 1915 hoort bij de leerstof. De beelden in het museum spreken voor zich, het zijn die van deportatie en moord. Op landkaarten valt te zien hoe grondig Armeense gemeenschappen zijn weggevaagd.
De Armeense genocide is de benaming voor de moord op ongeveer 1,5 miljoen Armeniërs in het Ottomaanse Rijk. De Turken beschouwden de Armeniërs als vijfde colonne van Rusland en wilden van hen af.
Degenen die twijfelen of er sprake was van een volkerenmoord hebben het over de Armeense ”kwestie”. Er zijn historici die wel reppen over een ”genocide”. Anderen houden het op deportatie en massamoord.
De huidige discussie richt zich op de definitie van genocide. Begin vorige maand riep de Franse president Sarkozy Turkije ertoe op zijn visie op de massamoord te herzien. In Ankara zette dat kwaad bloed.
Heel lang werd er gezwegen. Pas in 1965 vroeg het volk van Armenië, destijds een Sovjetrepubliek, om een herinneringsplek. Daar hadden de Russen tot dusver geen oren naar gehad, maar grote betogingen hadden succes. In 1967 was het monument af.
Het memorial en het later gebouwde museum (1995) liggen op een heuvel in Jerevan. Bij de ingang bevindt zich een bos, waar prominenten een boom kunnen planten. Iets verder begint de 100 meter lange basaltstenen muur waarin namen van verdwenen Armeense dorpen zijn gebeiteld. Opvallend is de hemelwaarts gerichte 44 meter hoge stèle, symbool van de overleving en spirituele wedergeboorte van het Armeense volk. De stèle wordt omringd door twaalf basalten, naar binnen leunende blokken die lijken op traditionele Armeense gedenktekens. Die staan voor de twaalf verloren provincies van West-Armenië. Hun vorm suggereert een treurende gestalte. Daarbinnen bevindt zich in een ring de eeuwige vlam en wie die nadert, daalt een van de trappen af. De meeste mensen kijken dan naar hun voeten en zo lijkt het alsof ze in rouw het hoofd buigen.
Het museum, een ondergronds gebouw, biedt een uitgebreid en toch compact overzicht: publicaties over 1915, beelden van kunstenaars, foto’s, ook van de pogroms die sinds de 19e eeuw aan de tragedie voorafgingen.
Tweede Kamerlid Wiegman (ChristenUnie) stelde recent Kamervragen over de Armeense genocide naar aanleiding van haar werkbezoek aan het land. Ze heeft er moeite mee dat minister Rosenthal spreekt over de Armeense „kwestie.” „Hij spreekt niet van ”genocide” omdat het genocideverdrag geen terugwerkende kracht heeft op de Armeense genocide. Dat is makkelijk gezegd. Erkenning van de Armeense genocide is geen eis voor de Turkse toetreding tot de EU. De motie van Rouvoet uit 2004 vraagt echter om „voortdurend en nadrukkelijk de Armeense genocide” te betrekken in de dialoog met Turkije.”
Rosenthal antwoordde dat erkenning van de Armeense genocide geen voorwaarde is voor toetreding tot de EU. „Hij zinspeelt op de vrijheid van meningsuiting versus de Armeense genocide. Dat is jammer. Verder dringt hij aan op onderzoek van beide landen naar de gebeurtenissen. Dit proces is echter in het slop geraakt. Beide parlementen moeten dit wederzijds onderzoek nog ratificeren. Naar aanleiding van dit alles heeft de ChristenUnie nieuwe vragen gesteld. Wij wachten nog op de antwoorden.”
Wiegman vindt dat een kandidaat-lidstaat van de EU de geschiedenis van een buurland niet kan ontkennen. „Dat verhoudt zich slecht met het criterium van goed nabuurschap. Tijdens de reis zag ik steeds meer in dat de Armeense genocide en het conflict in Nagorno-Karabach nauw met elkaar samenhangen. Het overwegend christelijke Armenië ligt geïsoleerd en heeft de islamitische landen Turkije, Iran en Azerbeidzjan als buren. Ook de moord in 2007 op de Turkse journalist van Armeense komaf Hrant Dink in Turkije laat zien dat Armeniërs hun leven niet zeker zijn. Hun bestaansrecht staat onder druk.”
Dit is het tweede deel in een serie over Armenië.