Markant portret van Helene Kröller-Müller
Een eigenzinnige, trotse, bemoeizuchtige en opvliegende vrouw. Dat was Helene Kröller-Müller. Ze dreef architect H. P. Berlage tot wanhoop met haar voortdurende kritiek op en bemoeizucht met zijn bouwtekeningen. En kunstenaar Bart van der Leck sprong uit zijn vel toen ze eigenhandig de kleuren veranderde in een van zijn ontwerpen.
Het typeert Helene. Ze was echter ook verwend en rijk. Rond 1900 was ze een van de vermogendste vrouwen van Nederland. Samen met haar man Anton kocht ze schilderijen van onder anderen Van Gogh, Picasso en Mondriaan alsof het chocolaatjes waren. In korte tijd ontstond een collectie moderne kunst die ondergebracht moest worden in een museum. Het echtpaar kocht een stuk land op de Veluwe en liet verschillende architecten een plan voor een groots museum ontwerpen.
Dat museum kwam er door financiële problemen maar niet. Totdat Helene en Anton hun collectie met het landgoed aan de staat schonken op voorwaarde dat het museum alsnog gebouwd zou worden en hun verzameling daar getoond zou worden. Museum Kröller-Müller werd, een jaar voor Helenes dood, in 1938 geopend. Haar droom om een collectie kunst na te laten werd werkelijkheid: „Niet mijn naam, maar mijn denken moet leven.”
Eva Rovers onthult veel nieuwe dingen over het leven van deze intrigerende vrouw. In haar biografie ”De eeuwigheid verzameld” neemt ze afstand van praatjes over Helene, die zich te buiten zou zijn gegaan aan spilzucht en overspel. Tegelijk laat ze geen spaan heel van het aureool dat bewonderaars de grondlegster van het Veluwse museum toedichtten. Helene was intelligent, maar ook trots. Ze wist veel van kunst, maar deed als verzamelaar ook miskopen.
Rovers deed als eerste onderzoek naar het echte verhaal achter Helene. Een kist vol met brieven, foto’s, een jeugddagboek en andere documenten van en over Helene Kröller-Müller stond haar ter beschikking. Het kijkje in de persoonlijke brieven van Helene, onder meer correspondentie met haar hartsvriend Sam van Deventer, gebruikte Rovers om van haar biografie een meeslepend verhaal te maken. Het proefschrift leest nog net niet als een roman, maar is beslist spannend.
Spirituele beleving
Het belangrijkste deel van Helenes collectie is te danken aan de inbreng van kunstpedagoog H. P. Bremmer. Begin 1900 gaf hij Bremmer les aan welgestelden, onder wie Helene en haar dochter. Hij was de man die Helene de waarde van kunst liet ontdekken. Helene nam hem in dienst om voor haar kunst te verzamelen. Bremmer gaf advies, Helene trok de portemonnee.
Volgens Bremmer was ware kunst in staat om een mystieke ervaring bij de kijker te bewerkstelligen. De spirituele beleving van een kunstwerk stond bij hem centraal: het ging niet om de voorstelling maar om de emotie die het werk overbrengt. Vooral de schilderijen van Van Gogh waren favoriet bij Bremmer en Helene. In het werk ”Mand met citroenen en fles” kon Helene „de hemel zien.” Mediterend keek ze niet langer naar de voorstelling, maar gaf zich over aan het „gemoed van iemand die zóó citroenen heeft kunnen zien en ons vertolken.” Helene herkende zich in Van Goghs breuk met de kerk. Zij geloofde niet meer in God. Ze zag zichzelf als een aanhanger van Spinoza die het goddelijke in alles om zich heen zag.
Markant portret
Helene was een intelligente vrouw die met belangstelling het nieuws volgde. Haar pro-Duitse opvattingen –die alles te maken hadden met liefde voor haar geboorteland– stonden haaks op het Nederlandse denken tijdens de Eerste Wereldoorlog: „(…) de opgezweepte kritiek tegen mijn oude vaderland heeft mij weer tot Duitsche gemaakt.” In Luik zorgde ze als verpleegster voor gewonde soldaten. Ze kookte, maakte bedden op en schaamde zich niet om als een dienstbode vloeren te schrobben. Bij een opera ontmoette Helene in die tijd Hitler.
Rovers tekent een markant portret van Helene in deze biografie. Ze laat bijvoorbeeld zien dat Helene te trots om de slechte verhouding die ze met haar kinderen had te verbeteren. Het feit dat ze in haar kinderen teleurgesteld was en de breuk met het geloof zorgden ervoor dat Helene met nog meer passie haar kunstverzameling probeerde uit te breiden. Ze kocht bijvoorbeeld een werk van de Duitse renaissanceschilder Barthel Bruyn de Oude (1493-1555) voor maar liefst 67.000 gulden, in die tijd een astronomisch bedrag. Maar het meest kocht ze van nog in leven zijnde kunstenaars. Zo ondersteunde zij bijvoorbeeld Mondriaan en Van der Leck financieel in ruil voor schilderijen.
Helene doceerde een tijdje bij de volksuniversiteit en gebruikte haar eigen collectie als lesmateriaal. De lezingen werden gepubliceerd in een boek, waardoor Helenes collectie beroemder werd. De verzoeken tot bruiklenen volgden elkaar op, totdat Helene toestemming gaf om haar verzameling Van Goghs uit te lenen voor internationale tentoonstellingen.
Als lezer raak je soms vermoeid bij het zoveelste conflict tussen Helene en een architect of kunstenaar. Ook de lange aanloop naar het museum op de Veluwe vraagt geduld. Toch weet Rovers van droge informatie een boeiend verhaal te maken. Wat mij betreft is deze biografie een van de beste kunstboeken van de laatste jaren.
Boekgegevens
”De eeuwigheid verzameld. Helene Kröller-Müller 1869-1939”, door Eva Rovers; uitg. Bert Bakker, Amsterdam, 2010; ISBN 978 90 351 3551 2; 602 blz.; € 45,-.