Examens en toetsen
In LRPLN, Magazine over onderwijs en leerplanontwikkeling (2011-8), staat een tweegesprek tussen Paul Schnabel, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau, en Jan van den Akker van de Stichting Leerplanontwikkeling over de positie van de school in de samenleving.
De gesprekspartners zijn het erover eens dat in het Nederlandse onderwijsbeleid een dubbelheid zichtbaar wordt als het gaat om de autonomie van scholen. Enerzijds neemt de autonomie van de scholen toe, terwijl aan de andere kant de controle op de scholen ook alleen maar toeneemt.
De invloed van de overheid is vooral gericht op de achterkant van de school, de opbrengst. Er zou meer naar de voorkant gekeken mogen worden. Wat vinden we als samenleving relevant, wat willen we dat het onderwijs de leerlingen meegeeft? Hoe past een en ander in het totale onderwijsprogramma?
Als je scholen alleen afrekent op de opbrengsten, loop je het risico van ‘teaching to the test’, trainen voor de toetsen, examens. Dat heeft een verschraling van het onderwijs tot gevolg. Al dat meten van meetbare grootheden gaat ten koste van dat wat in het onderwijs niet meetbaar is. Meten we de dingen die er echt toe doen? In Finland is er geen inspectie en zijn er geen eindexamens, maar ze hebben daar wel een verhaal wat de doelstellingen van het onderwijs zijn. Zo’n verhaal ontbreekt in Nederland.
Schnabel is blij met de herwaardering van het beroepsonderwijs. Het is echt onverstandig geweest om alles in de sfeer van het algemeen vormend onderwijs te brengen. Een goed vak leren is belangrijk voor de samenleving. Veel jongens hebben de wens om onder leiding van een volwassen vakman te leren hoe je de dingen moet doen, met nadruk op doen.
Hij vindt achteraf het vmbo geen gelukkige constructie. Het heeft alles met sociale verschillen te maken. We zijn in Nederland een diplomasamenleving geworden. De echte verdeling in de samenleving is tussen hoogopgeleid en laagopgeleid. Het breukvlak ligt net boven het vmbo-niveau. Met al die claims die op het onderwijs gelegd worden, wordt de school snel overvraagd. De belangrijkste maatschappelijke opdracht van de school is en blijft ervoor te zorgen dat een nieuwe generatie klaar is om ons welvaartspeil vast te houden. Dat doet een diplomasamenleving niet.
Met ingang van dit schooljaar gelden nieuwe slaag/zakregelingen voor de examens van vmbo, havo en vwo. Leerlingen kunnen dan alleen slagen als het eindcijfer voor het centraal examen gemiddeld een voldoende is. Voor havo en vwo gelden nog andere eisen. In Balans Magazine (oktober 2011) vraagt Arga Paternotte zich af wat dit betekent voor leerlingen met dyslexie.
Dyslexie heeft niets te maken met intelligentie, maar met een hardnekkige traagheid bij het technisch lezen en spellen. Om die moeite met lezen te kunnen compenseren, moeten leerlingen met dyslexie wel kunnen beschikken over de nodige voorzieningen en hulpmiddelen. De een is voldoende geholpen met verlenging van de examentijd. Sommige leerlingen werken daarentegen weer graag met een vergroot lettertype. Voor leerlingen met een ernstige vorm van dyslexie is meestal meer nodig. Dan komen ict- en/of audiohulpmiddelen in beeld.
Er komen klachten binnen over scholen die leerlingen met dyslexie adviseren naar een lager onderwijsniveau af te stromen, omdat ze het met de verscherpte eindexameneisen toch niet zouden halen. De minister beweert dat de aangescherpte eisen een prikkel zijn om de ondersteuning kritisch onder de loep te nemen en waar mogelijk te verbeteren.
De drie landelijke pedagogische centra ontwikkelen nu, in opdracht van het ministerie, een scan. Daarmee kunnen scholen onderzoeken of ze in staat zijn om leerlingen met dyslexie voldoende te ondersteunen bij de verscherpte eisen. Tegelijkertijd met de scan wordt digitaal een publicatie uitgebracht.
Hoe bereid je leerlingen goed voor op met name de Cito-toetsen? Daarover schreef Karin van de Martel een artikel in Jeugd in School en Wereld (oktober 2011).
Leerlingen moeten niet struikelen over de toetsvorm of over het type vraagstellingen, vindt Van de Martel. Dit voorkom je door een extra instructie aan te bieden. Signaalwoorden herkennen en het duidelijk maken hoe een toets in elkaar steekt zijn daarbij belangrijk.
Leer leerlingen teksten te lezen met een potlood in de hand om aantekeningen te maken. Leer ze leesstrategieën, die ze gebruiken als gereedschap, als middel om de inhoud van een tekst te kunnen begrijpen.
De strategieën zelf zijn geen doelstellingen, maar het kunnen toepassen op allerlei typen teksten wel. Door inzicht in de teksttypen en tekstgenres die aan de orde komen en door kennis over de vraagvormen wordt het mogelijk om leerlingen goed voor te bereiden.
Drs. M. Burggraaf, voormalig voorzitter van het college van bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede. Reageren? focus@refdag.nl