Gereformeerde gezindte kreunt onder de polarisatie
Wat heb je anno 2011 nog aan verzuilde organisaties? Uitzichtloze discussies over theologische thema’s. Heftige debatten over allerlei sjibbolets. De gereformeerde gezindte kreunt onder de polarisatie. Erger, dreigt erdoor te versplinteren. Op zoek naar een ontsnapping uit de draaikolk van de polarisatie.
Tante Marie was stokdoof. Maar ze had wel de stem van God gehoord. En iedere dag opnieuw luisterde ze naar hetgeen Hij te zeggen had door Zijn Woord. Vaak las ze in de boeken van Friedrich Adolf Lampe, een coccejaan uit het begin van de 18e eeuw. Daarin werd haar hart verklaard. Haar hartenvriend, de oud gereformeerde ds. B. Toes, waarschuwde haar eens. „Marie, Voetius moest niks van die coccejanen hebben.” Haar eenvoudige antwoord: „Dat is niet zo belangrijk. De Heere wil Lampe nog voor me gebruiken.” Reactie van de predikant? „Daar gaat het maar om, Marie.”
Voor de bekende Utrechtse theoloog Gisbertus Voetius (1589-1676) zou het waarschijnlijk ondenkbaar zijn geweest dat ”oprechte vromen” gesticht werden door de pennenvruchten van navolgers van Johannes Coccejus (1603-1669). Ten aanzien van punten zoals de sabbatsheiliging en de verbondsbeschouwing verschilden Voetius en zijn Leidse collega Coccejus sterk van elkaar. Ze voerden daarover een felle pennenstrijd waarbij harde woorden vielen.
Voor Voetius was Coccejus een dwalend theoloog; uitgesloten dus dat hij en degenen die hem volgden tot geestelijk nut van de gemeenten kon zijn. En toch gebeurde dat. De boeken van coccejanen zoals F. A. Lampe (1683-1729) en Johannes d’Outrein (1662-1722), om er maar twee te noemen, zijn in de achterliggende drie eeuwen veel eenvoudige vromen tot nut geweest.
Oordeel matigen
Een sprong in de tijd. Wie vandaag de dag de catalogi van christelijke uitgevers bekijkt, zal constateren dat er een divers aanbod op de markt komt waarin de verschillende theologische visies binnen en buiten de gereformeerde gezindte weerspiegeld worden. Wie de moeite neemt de verschillende meditatieve boeken door te nemen, ruikt al snel de geur van het kerkelijk nest waaruit de schrijver komt. Er is dus verschil.
Binnen reformatorische kring wordt divers gedacht over verbond en doop, avondmaalsgang, roeping, visie op de gemeente enzovoort. Dergelijke verschillen worden soms benoemd als een bundel preken of meditaties besproken worden in een kerkelijk blad, uitgegeven door een ander kerkverband dan waar de schrijver van het boek toe behoort. Soms is de toon mild, soms scherp.
Wie echter eerlijk de recensies uit onze tijd vergelijkt met de pamfletten met reacties op boeken uit de tijd van Voetius en Coccejus, zal constateren dat de toonzetting vandaag de dag in het algemeen milder is dan in de 17e eeuw. Toentertijd nam men bepaald geen blad voor de mond. Desondanks is de geestelijke nalatenschap van theologen die in de 17e of de 18e eeuw theologisch gezien beslist niet op één lijn zaten, gezegend.
Zomaar een vraag: Zou dat ook zo kunnen zijn met geschriften van theologen uit onze tijd als die DV twee of drie generaties later ter hand genomen worden? In ieder geval zou de les van de geschiedenis moeten zijn niet te hard te oordelen over verschillen tussen theologen die zich gebonden achten aan de Bijbel en de gereformeerde belijdenis maar die desondanks verschillen in visie op een aantal leerstellige kwesties. Dat betekent niet dat de verschillen onbelangrijk zijn; wel dat het oordeel gematigd zou moeten zijn.
Van alle tijden
Verschil in theologische visie en het debat daarover is niet van vandaag of gisteren. Dat is er heel de kerkgeschiedenis door al geweest, te beginnen bij de tijd van het Nieuwe Testament. Ondanks de rijke zegen die er in de eerste christengemeente viel, was er een fundamenteel debat tussen de richting die vast wilde houden aan de joodse wetten en de stroming die deze regels niet wilde opleggen aan de christenen uit de heidenen. Reken maar dat er een stevige discussie is geweest op het apostelconvent in Jeruzalem zoals dat wordt beschreven in Handelingen 15. Resultaat was dat de heidenchristenen zich niet behoefden te houden aan al de joods ceremoniën.
Ondanks dat eendrachtige besluit bleef er verdeeldheid. Paulus bestrafte later de Galaten scherp omdat zij het juk van de joodse wetten toch weer aan de gehele gemeente wilden opleggen. En aan de gemeente van Korinthe schreef hij zijn brief omdat er partijschappen waren: de een was van Paulus, de ander van Apollos en een derde van Cefas.
Nog een voorbeeld: Luther, Calvijn en Zwingli waren onmiskenbaar dienstknechten van God die alle drie een grote bijdrage hebben geleverd aan de Reformatie. Maar op het punt van de avondmaalsleer waren zij het volstrekt oneens met elkaar. Zo verwierp Calvijn in zijn Institutie met even grote beslistheid de lutherse leer van de consubstantiatie als de roomse leer van de transsubstantiatie.
De conclusie moet zijn dat leerverschillen de hele kerkgeschiedenis door hebben bestaan, ook onder hen die oprecht hun Heere wilden dienen. Met een zekere opluchting zou men kunnen constateren: och, theologische twisten zijn van alle tijden.
Verschillen
Toch is dat iets te eenvoudig gezegd. Er is wel degelijk iets aan de hand. Juist binnen de gereformeerde gezindte lijkt er in toenemende mate sprake van verharding van het debat. Net zoals er in de samenleving sprake is van polarisatie, het verscherpen en toespitsen van de tegenstellingen, lijkt daarvan ook sprake te zijn binnen de reformatorische kerken.
Iedereen kan de theologische verschilpunten noemen: de doopopvatting, verkiezing en verantwoordelijkheid, roeping en bekering, de toe-eigening van het heil. Zeker, het zijn onderwerpen die van eminent belang zijn. Maar de vraag is of het gaat om accentsverschillen of om echte leerverschillen.
Daarnaast zijn er discussies over het gebruik van de Bijbelvertaling, kledingvoorschriften, mediagebruik. Beslist niet onbelangrijk, maar wel van enigszins andere orde dan de theologische thema’s.
Daarbij worden niet alleen felle polemieken gevoerd; was dat maar waar. Polemiek kan zeker een functie hebben. Ze kan standpunten verhelderen. En belangrijker: partijen zien elkaar dan nog staan, ze proberen elkaar te bereiken en als het kan te overtuigen. Al moet worden toegegeven dat de woordkeus en de felheid niet altijd rieken naar liefdevolle zorg om het behoud van de ander.
Het verlangen om de ander te bereiken en te overtuigen verdwijnt naar de achtergrond als men in de polemiek niet meer zoekt naar de intenties van de tegenstander. Wanneer die worden miskend, is er een belangrijke stap gezet om de ander los te laten. En dat gevaar is vandaag de dag zeker aanwezig.
Nog erger is dat men elkaar gaat negeren of doodzwijgen. Dat bekent dat de ‘tegenstander’ is afgeschreven, ons is als de heiden en de tollenaar die de joden zonder groeten voorbijliepen. Dan heeft de tegenstander afgedaan. Dat gebeurt bijvoorbeeld wanneer iemand als reformatorisch christen zegt „niets te hebben” met mensen uit een andere bevindelijk gereformeerde kerk. Immers, er is altijd nog een gedeeld geloof in de Bijbel en een gemeenschappelijke belijdenis en dat zijn belangrijke bindmiddelen.
Afsplitsingen
Vanaf het midden van de jaren zestig sloegen vertegenwoordigers van verschillende reformatorische kerken de handen ineen om scholen op te richten, een krant in het leven te roepen, een hulporganisatie voor de derde wereld en psychosociale hulpinstanties te stichten. Het paste niet alleen in het emancipatieproces van de gereformeerde gezindte maar het cultureel-maatschappelijk klimaat in ons land dwong hen tot het beginnen van eigen organisaties.
Dat die initiatieven slaagden, kwam doordat er een gemeenschappelijke basis was: het geloof in de Bijbel als het onfeilbaar Woord van God en de binding aan de belijdenisgeschriften. Daardoor bleek er een geestelijke herkenning te zijn, die kerkmuren weliswaar niet slechtte, maar die wel oversteeg. Dankzij die componenten ontstond er een conglomeraat van organisaties dat niet geheel ten onrechte een minizuil wordt genoemd.
Inmiddels lijkt het er op dat die hartelijke samenwerking van destijds onder druk komt te staan. Enerzijds komt dat doordat de instellingen inmiddels gevestigd zijn en niet meer bevochten behoeven te worden. Sterker, door het bestaan van eigen scholen heeft de emancipatie van de kring een krachtige impuls gekregen. Er is een nieuwe generatie gekomen die in toenemende mate vragen gaat stellen bij nut en noodzaak van die instellingen. Ze zouden leiden tot verkokering, blikveldvernauwing en het missionaire karakter van het christen-zijn beknotten.
Deze groep stelt ook vragen bij dingen die in het verleden volkomen zekerheid hadden. De historicus prof. Jan Bank constateerde in de Bart Tromplezing, eind vorige week, dat het christelijk onderwijs een belangrijke en onmiskenbare bijdrage heeft geleverd aan de scholing van het confessionele volksdeel. Maar die geschoolde groep ging vervolgens –dankzij een kritischer houding– knagen aan de fundamenten.
Als reactie op dit emancipatieproces lijkt er binnen de christelijke, of specifieker de reformatorische wereld een tendens te ontstaan tot verbijzondering en afsplitsing. Wanneer men de idee heeft dat de bestaande instelling iets te rekkelijk is, worden er stappen gezet om een strikter reformatorische organisatie op te richten. In de strijd tegen de verwereldijking worden de puntjes op de i gezet. Op zichzelf genomen begrijpelijk en terecht. Verwatering is een reëel gevaar. Maar wordt dat gesprek over zorgpunten gevoerd met de intentie elkaar vast te houden of heeft het het karakter van een twistgesprek? Dat laatste zorgt voor verwijdering en versplintering. Dat draagt bij aan de afbraak van erfgoed dat is toebetrouwd. Met een variant op de uitspraak: de revolutie doodt haar eigen kinderen, kan dan worden gezegd: de Reformatie doodt haar eigen kinderen.
Vurig gebed
Hoe nu verder? De bekende Canadese theoloog James Packer heeft eens gezegd: „De Heere heeft niet voor niets vurig gebeden: Opdat zij allen één zijn. Hij wist hoe twistziek Zijn kinderen zijn en hoe de geest van verdeeldheid in hun hart woont.”
Het zoeken naar eenheid is ook een opdracht die de Heere aan al Zijn volgelingen heeft gegeven. Daar kan geen kerkganger zich aan onttrekken. Niemand mag zich straffeloos en zonder diepe schaamte neerleggen bij de verdeeldheid die nu is ontstaan. Maar wie voelt zich nog echt schuldig aan de versplintering?
Naast dit Bijbels gebod dwingt ook de nood van de tijd waarin de wind van secularisatie steeds straffer gaat waaien ertoe elkaar vast te houden. Wie in een vliegende storm staat, zoekt heul en steun bij ieder ander die in zijn buurt staat en is dan niet kieskeurig. In die situatie verkeert de gereformeerde gezindte zich nu. Misschien dat niet ieder dit ten volle beseft, maar het is wel zo.
In de verdediging van de kerkelijke standpunten wordt nog wel eens teruggegrepen op het verleden. Toen was men immers ook fel. Dat is waar. Maar er was ook aan andere kant. Er was vaak ook een mildheid en nuchterheid die nu wel eens ver te zoeken is. Calvijn schreef aan Guido de Brès dat hij een prachtige belijdenis had geschreven, maar dat hij Hebreeën toch echt niet tot de paulinische brieven moest rekenen. De arminiaan Wesley en de calvinist Whitefield waren het op belangrijke punten oneens. Toen heetgebakerde volgelingen van Whitefield hem eens vroegen of hij dacht dat zij Wesley in de hemel zouden zien, was zijn antwoord: „Ternauwernood, want hij zal zo dicht bij de troon staan en wij zo ver daarvandaan dat wij hem slechts van verre bespeuren zullen.”
In de Dordtse Leerregels schrijven onze vaderen: „Voorts, van degenen die hun geloof uiterlijk belijden en hun leven beteren, moet men naar het voorbeeld der apostelen het beste oordelen en spreken; want het binnenste des harten is ons onbekend.” Dat is in ieder geval iets anders dan de ander om een verschilpunt direct veroordelen en afschrijven. Zolang mensen zich binden aan de Bijbel en de gereformeerde belijdenis staan ze ons na en mogen we niet zomaar van hun kwade intenties uitgaan.
En het perspectief? Gelukkig is het niet alleen donkerheid. Er zijn ook tegenbewegingen. Verschillende kerken hebben in de achterliggende jaren elkaar opgezocht; zijn in gesprek met elkaar. Ook al zijn daar nog niet directe resultaten van zichtbaar, men zit om één tafel en luistert naar elkaar. Dat is winst.
Er zijn mensen die elkaar opzoeken, ook al gaan ze op zondag naar verschillende kerken. Ze weten van de theologische verschillen, houden van hun kerk omdat God hun daar een plaats gaf, maar geloven ook dat in andere kerken mensen zitten die dezelfde Koning willen dienen.
Toch zijn dat maar wolkjes. Het echte perspectief ligt in de belofte van de Heere Jezus dat Hij Zijn kerk zal samenbrengen uit alle geslacht, taal en volk. Die eenheid komt straks, maar schept wel hier verplichtingen!