Opinie

Prof. dr. Stefan Paas: Kerkplanting wel degelijk zinvol

Ds. W. Dekker stelt ten onrechte dat kerkplanting zinloos is, reageert 
prof. dr. Stefan Paas.

11 November 2011 16:24Gewijzigd op 14 November 2020 17:38
„Een kerk die nooit iemand tot geloof ziet komen vanuit de wereld, moet zich afvragen of zij werkelijk een getuige van het Evangelie is.” Foto RD, Anton Dommerholt
„Een kerk die nooit iemand tot geloof ziet komen vanuit de wereld, moet zich afvragen of zij werkelijk een getuige van het Evangelie is.” Foto RD, Anton Dommerholt

Ds. W. Dekker reageerde in de krant (RD 8-11) op een lezing die ik vorige week in Berlijn gehouden heb. Hij lijkt uit mijn betoog af te leiden dat kerkplanting niets uithaalt voor wat betreft het winnen van ongelovigen.

Dat heb ik echter niet gezegd. Er is genoeg onderzoek dat erop wijst dat nieuwe gemeenten, onder bepaalde voorwaarden, meer mensen ‘van buiten’ trekken dan oudere gemeenten.

Feit is wel dat het ook dan vrijwel altijd gaat om kleine aantallen. Kerkplanting zal de kerkverlating niet omdraaien. De secularisatie zit daarvoor te diep.

Maar zelfs al is het een druppel op een gloeiende plaat, het is niet waar dat kerkplanting niets oplevert in termen van kerkgroei door bekering. Kerkplanting is daarom wel degelijk een belangrijk middel voor kerken om niet-gelovigen met het Evangelie te bereiken. Ook biedt het belangrijke mogelijkheden voor vernieuwing van de kerk en haar zending.

In alle nuchterheid mogen we vaststellen dat kerkplanting geen wondermiddel is dat alle problemen voor de kerk oplost. Maar in mijn ogen is het wel een belangrijke zaak om door te gaan met kerkplanting, mits vanuit een degelijke missionaire visie en niet op een sektarische manier.

De kern van mijn lezing was dat we zullen moeten accepteren dat geen enkele strategie, inclusief kerkplanting, kan verhinderen dat we als kerken in het Westen kleiner worden en waarschijnlijk klein zullen blijven.

Ik heb benadrukt dat dit niet zo’n vreemde zaak is als we misschien denken. De Bijbel en de kerkgeschiedenis, evenals de ervaring van de kerk op tal van plaatsen, laten zien dat een minderheidspositie normaal is voor de kerk in deze wereld. De gedachte dat de kerk door voortdurend te groeien op een gegeven moment de wereld in zich zal opnemen, lijkt mij strijdig met de Bijbel.

Daartegen heb ik geprotesteerd: tegen de gedachte dat de kerk op aarde is om te groeien, en dat zij de verantwoordelijkheid heeft de cultuur te veranderen. Het eerste is niet waar en het tweede kan zij niet. Wanneer de kerk al de gelegenheid heeft gehad de cultuur te domineren, waren de resultaten meestal dubbelzinnig.

Ik heb ertoe opgeroepen om cultuurverandering veel meer te zien 
als ‘microverzet’: christenen mogen kleine plekken van hoop, verzoening, schoonheid en gezondheid ‘uithakken’ in de wereld.

Ik vergelijk het wel eens met het maken van kunst: we hoeven niet te verwachten dat een mooi schilderij de wereld zal veranderen in een paradijs, maar het zal de wereld iets geven om over na te denken en over te praten.

Met pogingen om de cultuur te beïnvloeden met christelijke waarden heb ik geen enkel probleem. Dat een ‘theocratisch’ ideaal noemen, is volgens mij echter een verwarring van begrippen. Je hoeft geen macht te hebben om invloed te hebben. En laten we alsjeblieft ook niet net doen alsof die invloed moet leiden tot een ‘christelijk’ land. Dat is veel te pretentieus.

Dit betekent niet dat we geen bekeringen hoeven te verwachten. Bekeringen zijn ”normaal” als het Evangelie de wereld ingaat. Met ”normaal” bedoel ik niet dat ze altijd massaal voorkomen. Soms zijn ze schaars, soms talrijk. Maar of het nu vaak gebeurt of zelden: een kerk die nooit iemand tot geloof ziet komen vanuit de wereld, moet zich afvragen of zij werkelijk een getuige van het Evangelie is.

Verder bedoel ik ook niet dat we het Evangelie niet aan iedereen moeten brengen. Natuurlijk wel! In mijn lezing heb ik verwezen naar de gelijkenis van de zaaier. Die vertelt ons drie eenvoudige dingen: 1. Zaai het Evangelie waar u maar kunt; 2. Verwacht dat de grote meerderheid van de mensen niet of oppervlakkig gehoor zal geven; en 3. Geloof dat de minderheid die zich bekeert, veel vruchten mag dragen. Dat lijkt mij een Bijbelse visie op evangelisatie. Bovendien is het er een die veel inspirerender is voor onze situatie dan gesomber over de boze tijden, of overspannen groeiverwachtingen. Met beide heb ik niets.

John Wesley, een van de vurigste evangelisten aller tijden, schreef na een preek in zijn dagboek: „Vandaag waren velen tot tranen geroerd. God weet hoeveel van hen het meenden.” Dat lijkt me de liefdevolle nuchterheid waartoe onze Heiland ons oproept: Ga eropuit, breng het Evangelie aan wie het maar horen wil, maar wees niet verbaasd als velen niet willen luisteren. Doe het voor die ene. En doe het voor de Ene.

De auteur is bijzonder hoogleraar kerkplanting en kerkvernieuwing aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en universitair docent missiologie aan de Theologische Universiteit Kampen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer