Cultuur & boeken

Van den Bercken: „Dostojevski was protestantse schrijver”

Dostojevski is een christelijk auteur, maar van oosters-orthodoxe snit, zeggen deskundigen. Professor Wil van den Bercken ziet het anders. „Ik zou Dostojevski eerder in verband brengen met het protestantisme dan met de oosterse orthodoxie.”

Tjerk de Reus
11 November 2011 09:48Gewijzigd op 14 November 2020 17:37
Wil van den Bercken. Foto RD, Tjerk de Reus
Wil van den Bercken. Foto RD, Tjerk de Reus

Wil van den Bercken (1946) neemt vandaag afscheid als hoogleraar. Zijn vakgebied is de Oosters-Orthodoxe Kerk in Rusland en Oekraïne, maar zijn belangstelling is breder. Zo is hij gefascineerd door het werk van de Russische schrijver Fjodor Dostojevski. Aan diens oeuvre wijdde Van den Bercken zijn jongste boek – het verscheen eerder dit jaar in een Engelstalige editie. Het doel van Van den Bercken is niets minder dan Dostojevski’s werk nauwkeurig te lezen, waarbij hij specifiek aandacht heeft voor de rol van kerk en theologie in Dostojevski’s werk. Zijn de religieuze sfeer en de inhoudelijke geloofskwesties uit diens oeuvre typerend voor het oosters-orthodoxe christendom? De conclusie van Van den Bercken is negatief. Nergens in Dostojevski’s literaire werk speelt de kerk een beslissende rol, evenmin als de oosters-orthodoxe liturgie. Van den Bercken strijkt met deze waarneming vele –ook 
hooggeleerde– lezers van Dostojevski tegen de haren in. Het gaat hem om nauwkeurigheid bij het interpreteren: „Ik houd niet van vrij theologisch associëren. Je moet die romans heel precies lezen en niet vanuit een vooropgezet idee zoeken naar bewijzen voor jouw standpunten.”

Toch is het hoofdmotief achter Van den Berckens boek de liefde voor Dostojevski, geeft hij grif toe, hoezeer hij ook iets wilde rechtzetten. „Ik las Dostojevski als student in de jaren zeventig. Hij bleef belangrijk voor me, hoewel ik me pas rond 2000 intensief met hem begon bezig te houden. Ik heb toen college gegeven over zijn romans en raakte opnieuw gefascineerd. Vervolgens las ik zijn hele werk opnieuw – het nu verschenen boek is daarvan het resultaat.”

In de titel van zijn boek typeert Van den Bercken de romans van Dostojevski als ”christelijke fictie”. Een vanzelfsprekende noemer, want Dostojevski is de Bach onder de schrijvers en behandelt talloze christelijke thema’s. Toch laat het christelijke karakter van zijn werk zich lastig definiëren. Want in welke zin valt het christelijk te noemen?

Van den Bercken: „Het hangt sterk af van de lezer of de christelijke strekking in Dostojevski’s werk aan de dag treedt. Herken je de christelijke thema’s, of juist niet? Als je geen religieuze herkenningspunten hebt, hecht je vermoedelijk weinig waarde aan de godsdienstige motieven bij Dostojevski. Dat kan prima, want zijn romans en verhalen zijn meeslepend. Moordzaken en dergelijke geven zijn werk een detectiveachtige sfeer. Maar je moet toch ook zeggen: de diepchristelijke thema’s en motieven in zijn literaire werk kun je pas op waarde schatten als je er zelf affiniteit mee hebt.”

Van den Bercken spreekt steeds nadrukkelijk over het ”literaire werk” van Dostojevski, het onderscheidend van het journalistieke werk. Daarin doet de schrijver namelijk wel uitspraken over de kerk, over theologische denkbeelden, over de Messiaanse roeping van het Russische volk. „In zijn niet-literaire werk geeft Dostojevski zijn mening over God en Rusland ten beste. Hij verkondigt daar het idee dat Rusland een Messiaanse roeping heeft en bezingt de lof van de Russisch-Orthodoxe Kerk. Het Westen en de Rooms-Katholieke Kerk schildert hij zeer negatief af. Het is opvallend dat je dit in zijn romans in deze vorm totaal niet tegenkomt. Ik vind het belangrijk om de grens die hij zelf trok tussen romans en journalistiek serieus te nemen. In zijn literaire fictie, zo is mijn conclusie, heeft hij zijn slavofiele kleingeestigheid weten te overwinnen, om een diep inzicht te geven in de mens en diens worsteling met religieuze vragen.”

Het gaat er vooral om wat de romans ons op eigen kracht te vertellen hebben, vindt Van den Bercken. Pas in tweede instantie kun je kijken naar zijn leven en naar de meningen die hij buiten zijn fictieve werk verkondigde. „Als je een rechte lijn wilt trekken tussen de schrijver en zijn romans, hoe zou dat dan moeten? Welk personage zou Dostojevski’s stem vertegenwoordigen? De atheïstische personages in zijn werk heeft hij vaak even overtuigend neergezet als de christelijke personages. Denk aan Ivan Karamazov, die een krachtige argumentatie ten beste geeft over het lijden in onze wereld en de onwaarachtigheid van een goede, almachtige God. Zo zijn er meer personages die niet-christelijke standpunten te berde brengen, maar door hem wel overtuigend of sympathiek worden neergezet.”

In de literatuur óver Dostojevski is ”polyfonie” een geliefkoosde term. Hij is vooral door de literatuurwetenschapper Michail Bachtin toegepast op het werk van Dostojevski. Polyfonie betekent: de schrijver brengt in zijn romans een aantal denkposities of levenshoudingen ter sprake zonder zijn voorkeur kenbaar te maken – waarna het aan de lezer is om te kiezen. Ziet Van den Bercken inderdaad een volmaakt evenwicht bij Dostojevski, in de zin dat de niet-christelijke stemmen van hetzelfde gewicht zijn als de christelijke? Van den Bercken aarzelt als dit punt ter sprake komt, maar benadrukt dat Dostojevski het atheïsme voluit serieus nam. „Dostojevski laat de botsing zien van verschillende gezichtspunten en van uiteenlopende levensbeschouwingen. Het gaat om de confrontatie tussen geloof en ongeloof, met name in de roman ”De broers Karamazov”. Hij lijkt het erg belangrijk te vinden om zijn atheïstische personages in geen enkel opzicht te verzwakken. Hij schildert hun denkbeelden levensecht en overtuigend. Ik ben daarvan diep onder de indruk.”

Tegelijk erkent Van den Bercken dat uit de ‘hele’ Dostojevski –dus ook op grond van zijn niet-literaire geschriften– valt op te maken dat hij zich met de christelijke personages identificeert. „Maar in romans zelf laat hij het mooi in evenwicht. Hij wil ons tot nadenken aanzetten: over geloof, over God, over het lijden, over hoop. Hij wil de vragen in alle scherpte aan de lezer voorleggen. Hij biedt geen eenduidig antwoorden. Tegelijk, dat geef ik toe, ligt zijn eigen antwoord er wel in – heel subtiel. Maar dit gezegd hebbend, is het belangrijk om te blijven benadrukken dat de atheïstische stemmen in zijn werk uitermate krachtig zijn. Ook iemand als Raskolnikov komt niet tot bekering. Dat is veelzeggend. Natuurlijk, Sonja reist hem achterna naar Siberië en dat is zonder twijfel een teken van hoop en van een nieuw perspectief. Tegelijk lijkt Raskolnikov niet voor honderd procent overtuigd door Sonja. De Bijbel die zij hem geeft, doet hij niet open – nog niet in elk geval. De afloop van zijn levensgeschiedenis blijft dus ook open.”

De kritiek op kerkelijke slapte of hypocrisie bij de geestelijkheid is volgens Van den Bercken een sterk punt bij Dostojevski. Daarbij gaat diens kritiek veel verder dan wij versus zij, de foute rooms-katholieken tegenover de goede orthodoxen. „Dostojevski relativeert de kerk enorm. Ze is in zijn romans niet het grote heilige instituut waarbuiten geen heil te vinden is. Kritiek op de kerk in zijn romans is kritiek op de kerk in het algemeen, dus ook op zijn eigen Orthodoxe Kerk. Bovendien moet je niet vergeten dat hij evengoed kritische vragen stelt bij mensen die de kerk de rug toekeren. Gemakzuchtig atheïsme wijst hij van de hand. Als de God van het christendom wordt verweten niets te doen aan het lijden van de mensheid, wijst hij erop dat juist deze God Zelf betrokken was in het lijden. Hij deelde in de ervaring van pijn en verdriet.”

Oriëntatiepunten in Dostojevski’s werk zijn figuren zoals de monnik Zosima (uit ”De broers Karamazov”). Deze past niet in het beeld van de Russisch-orthodoxe monnik, stelt Van den Bercken. „Dostojevski toont ons een christelijke geloofshouding, buiten de bekende kaders van kerk en theologie. Wat die geloofshouding inhoudt? Bijvoorbeeld bij Zosima: het besef dat alle mensen met elkaar verbonden zijn in het kwaad en het lijden van de wereld. Als we dit erkennen, in deemoed, kan er ook in het hier en nu iets paradijslijks aanbreken, als voorafschaduwing van de hemelse werkelijkheid.”

Het is opvallend dat christelijke betogen of uiteenzettingen vrijwel altijd afkomstig zijn van niet-kerkelijke figuren. Sonja uit ”Misdaad en straf” heeft geen relatie met de kerk, terwijl de genoemde Zosima (uit ”De broers Karamazov”) en de monnik Tychon (uit ”Demonen”) zeer onconventionele monniken zijn. Van den Bercken: ,Ze lijken niet erg orthodox. Voor hun collega’s waren zij nogal vreemde figuren. Ik meen dat Dostojevski bewust dergelijke figuren heeft gekozen, omdat hij niet de kerk centraal wil stellen maar een christelijke geloofshouding. Het is opvallend dat de sacramenten nauwelijks ter sprake komen, evenmin als de iconen. Dostojevski zwijgt over alles wat in de Russisch-Orthodoxe Kerk belangrijk is. Wel gaat het vaak over de Bijbel! Hij lijkt hier verwantschap te hebben met het reformatorische geloof, dat sterk Bijbelgericht is. Een protestants trekje van Dostojevski! In ”Demonen” treedt een Bijbelverkoopster op, aan het slot, als het bestaan van de hoofdpersonen in puin ligt. Hij is de wanhoop nabij, en dan komt de Bijbel ter sprake. Zo’n ontwikkeling is kenmerkend voor het proza van Dostojevski.”

De grote Rus was een ziener, vindt Van den Bercken. „Hij keek door kerkelijk instituut heen. Hij besefte de gebrekkigheid ervan. Het ging hem om de kern van het godsgeloof, los van de kerk. „Lees dat prachtige boek”, zegt de monnik Zosima over de Bijbel. Dostojevski was het zonder twijfel van harte met Zosima eens.”

Mede n.a.v. ”Christian Fiction and Religious Realism in the Novels of Dostoevsky”, Wil van den Bercken; uitg. Anthempress, Londen, 2011; 9780857289766; 164 blz.; € 73,-.


Van den Bercken

W. P. van den Bercken (1946) werkte als historicus Rusland aan de universiteiten van Utrecht (1976-2006) en Nijmegen (1993-2011). Hij publiceerde over het atheïsme in de Sovjet-Unie (”Ideology and Atheism in the Soviet Union”, 1988), over de verwevenheid van kerk en ideologie in Rusland (”De mythe van het Oosten”, 1998), over de val van de Sovjet-Unie (”Christian Thinking and the End of Communism”, 1992) en over nog veel meer.

Met zijn boek ”Tegen de religieuze behaaglijkheid” (2003) wist Van den Bercken een breed lezerspubliek te bereiken. Hierin kritiseert hij allerlei vormen van behaaglijkheid in kerk en geloof die het juiste zicht op de ”evangelische ethiek” ontnemen. Van den Bercken ervaart zelf een sterke verwantschap met de reformatorische geloofstraditie, vooral vanwege het theocentrische karakter ervan en de concentratie op de Bijbel.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer