Veilig
De volgelingen van de Reformatie blijken verdeeld. De gereformeerde gezindte biedt geen fraaie aanblik. Broeders van hetzelfde huis staan niet zelden tegenover elkaar. De een veegt de ander de mantel uit. Voor mensen die er moe van worden, heeft terugkeer naar de ’moederkerk’ iets aantrekkelijks. Ze belooft veiligheid. Zoals Diederik Wienen, voormalige preses van de CSFR, later toegetreden tot de Rooms-Katholieke Kerk, z’n kerk aanprees: Ze kan niet scheuren.
Maar zaligheid gaat boven veiligheid. Wie door het werk van het Woord en de Heilige Geest genade ontvangt, blijkt op deze aarde niet langer veilig. Zo iemand staat op de tocht. Hij loopt overal gevaar. Zijn geloof wordt aangevochten, beproefd. Hij wordt als mens heen en weer geslingerd, verdrukt, gelasterd, geslagen, uitgestoten. Door wereld en godsdienst. Toch is het voor zo iemand onmogelijk om zich terug te trekken op iets dat schuiling biedt buiten Jezus Christus. Noch in een rooms-katholieke, noch in een reformatorische kerk of organisatie.
In deze context confereert de CSFR over de verhouding van Rome en Reformatie. Het is niet moeilijk om zoiets op voorhand negatief te duiden. Als verloochening van het verleden. Maar zo’n bijeenkomst valt tevens op te vatten als noodkreet. Waaraan het verdeelde reformatorische huis mede schuldig is. Als terrein van en aanleiding tot verwarring.
Tijdens de conferentie kwam het krijgen van een „eerlijk beeld” ter sprake. Hoe verkrijg je dat? Door het vergaren van kennis. Zoals wanneer er nieuwe buren komen. Door bij elkaar op bezoek te gaan, met elkaar te praten leer je elkaar enigermate kennen. Wie zich een eerlijk beeld wil vormen, toetst de aldus verkregen informatie aan de Bijbel.
Conferentiepreses B. Wallet leek -op weg naar dat „eerlijk beeld”- voor een ander spoor te kiezen. Een verklaring dat „het jaar 2003 niet zonder meer het jaar 1517 is”, wekt gauw de indruk dat waarheid mede afhankelijk is van de situatie en de tijd waarin ze werd geformuleerd. De omstandigheden waaronder de belijdenis van de Reformatie totstandkwam, waren stellig van invloed op de verwoording ervan. Maar de kern waarop het aankomt, verandert niet. Hebben de conferentiegangers daar voldoende oog voor?
Wie een eerlijk beeld wil krijgen, zou niet moeten beginnen met vast te stellen dat „protestanten en katholieken in de genadeleer dichter bij elkaar staan dan we misschien graag willen.” Zulke woorden van Wienen passen bij wat de rooms-katholieke theoloog J. Kerkhof uit Leuven in z’n net verschenen boek ”Macht in de kerk” schrijft. Hij betwist dat de paus Petrus’ opvolger is, bepleit inspraak van onderop en wil het hiërarchisch karakter van de kerk terugschroeven. Maar dat spoort niet met de in Nederland geldende rooms-katholieke ”Geloofsbelijdenis van de Kerk”.
De mededeling dat „Luthers spijkers nergens te vinden zijn” en dat hij z’n stellingen nooit heeft aangeslagen, is een aardige blikvanger. Wie verschillen wil verdoezelen en dogma’s in twijfel wil trekken, kan met zo’n verklaring beginnen. Maar of de monnik nu spijkers gebruikte of niet: de zaak waarvoor hij stond verandert niet. Die ligt vast in de Bijbel en in documenten waarvan de historische oorsprong onaanvechtbaar is.
Kerken zijn niet onbelangrijk. Maar ze bieden in hun verdeeldheid en geruzie geen fraaie aanblik. En voor veiligheid kan een mens er niet altijd terecht. De apostel Paulus beweert niet dat niemand een christen kan scheiden van de liefde van het instituut van de kerk. Maar van de liefde van Christus kan niets een waar gelovige losmaken. Johannes de Heer bezong het „Veilig in Jezus’ armen.” Niet in die van de nog altijd als medeverlosseres geldende Maria.