De vroege witte rassen hadden de meeste problemen. Bij een aantal blauwe rassen valt de opbrengst tegen, maar is de kwaliteit goed. Dat is volgens Theo Mellenbergh van het Wijngaardeniersgilde, waarbij 80 procent van de Nederlandse wijnbouwers is aangesloten, het belangrijkst. „Niet de maximale opbrengst maar de beste kwaliteit staat voorop.”

Nachtvorst, droogte tijdens de bloei en later nog plagen van onder meer wespen zorgden voor een problematisch groeiseizoen. Het warme najaar maakte voor de middellate en late rassen echter een „verrassend goede afrijping” mogelijk. Het Wijngaardeniersgilde verwacht dat de wijnmakers daarmee een goede wijn kunnen maken.

Cijfers over de omvang van de productie dit jaar zijn er nog niet, meldt het Productschap Wijn.