Cultuur & boeken

Willem Jan Otten noemt zich geen christelijke auteur

Een christelijk imago is verdacht. Dus zekerheden zijn uit den boze. En zeggen dat je uitgever in Barneveld zit, betekent einde verhaal.

Albert van Zanten

7 November 2011 11:21Gewijzigd op 14 November 2020 17:32
Willem Jan Otten spreekt op de CLO Literatuurdag. Foto Erik Kottier.
Willem Jan Otten spreekt op de CLO Literatuurdag. Foto Erik Kottier.

Maar wat ‘mag’ een christelijke schrijver eigenlijk nog wel om een beetje gezien te worden?

„Mezelf een christelijk schrijver noemen…”, peinst Willem Jan Otten, voorover geleund op de katheder, „nou, nee. Ik zou m’n hand overspelen met te zeggen dat m’n werk christelijk is.”

Het decor is zaterdag in elk geval wel christelijk: naast de schrijver een stenen avondmaalsstel, op de achtergrond een niet al te fraaie roze muur met houten kruis en boven hem een groot wit orgel met gouden pijpen.

Een kleine honderd lettervreters luisteren naar de auteur tijdens de jaarlijkse literatuurdag van het Christelijk Literair Overleg. Plaats van handeling: Tuindorpkerk in Utrecht; thema: ”Geloof in de kunst”. Tenminste, dat laatste is nog maar de vraag. Otten zet in zijn hoofdlezing de toon van de dag. „Etiketten zoals ”christelijke literatuur” gebruik ik niet”, gaat hij verder. „Grunberg noem ik ook geen literaire atheïst. En Nicolaas Matsier is atheïstisch, maar ik vind zijn werk nog altijd gereformeerd.” En zo is Otten geen christelijke schrijver.

Foute schrijver

Scepsis, legt Otten uit, is hem veel liever dan antwoorden – ook dan de geijkte christelijke antwoorden. „Ik stel juist vragen in mijn werk en spreek in poëtische taal over het geloof. De waarheid is poëtisch en scenisch.”

Dus liever maar geen annexatie van Otten door de aanwezigen christenen. Aan een christelijk hokje geen behoefte. Daar denkt de literaire grachtengordel overigens wel anders over; Ottens werk wordt er meesmuilend bekeken, sinds hij in 1999 toetrad tot de Rooms-Katholieke Kerk en ging schrijven over religieuze thema’s. In de seculiere pers werd hij afgeserveerd als de christelijke –en dus foute– schrijver met sluitende antwoorden. Zo van: Otten weet precies wie God is.

Onzin, reageert de auteur. „Mijn gedichten zijn als monden vol tanden. God is aan gene zijde van het gedicht. De positie is die van Job 38: Waar was je toen Ik de aarde fundeerde? Ik heb voorkeur voor vragende en deinzende nietsweters.”

Vriendinnen

Terzijde: wie zijn het die hun kostbare zaterdagochtend hier opofferen voor de schone letteren? „Ik houd gewoon enorm van letters en woorden”, aldus een bezoekster van rond de vijftig in grijze bloemenjurk. Ze is corrector. „Zelfs op vakantie móét er een klusje mee.” Een grafisch ontwerper –spijkerbroek, T-shirt, jasje– komt om te netwerken. Verder wat plukjes studenten. Aan het uiterlijk te zien –nette broeken, rokken met laarsjes– zouden ze bij studentenvereniging CSFR kunnen horen. Daarnaast een enkele hoornen kunstenaarsbril en man met staart.

De middelbare vrouwen zijn hier duidelijk in de meerderheid. Zoals overal in de literaire wereld trouwens. Op bijna elke rij zit wel een groepje van twee, drie vriendinnen. Verder wat schrijvers uit de christelijk literaire wereld: behalve Otten ook debutant Rick de Gier, Joke Verweerd en Janne IJmker.

Verweerd is kennelijk met een nieuwe roman bezig. „Ik wil wel dat het míjn verhaal wordt”, zegt ze in de pauze vertrouwelijk tegen de corrector in de bloemenjurk. „Ik ben zo benieuwd”, reageert deze opgetogen.

Salonfähig

Als Otten poëzie leest van de Litouwse dichter Czeslaw Milosz wordt het stil. De zaal luistert naar zoekende, tastende woorden, waar niet zozeer scepsis als wel een vraag of gebed in doorklinkt. „Je vraagt me hoe je kunt bidden tot iemand die niet bestaat/ Ik weet alleen dat het gebed een brug van fluweel bouwt/ waarover we lopen en als van een trampoline opstijgen/ boven landschappen met een kleur van rijp goud/ omgetoverd door de magische stand van de zon.”

Tasten en aarzelen dus. „Overigens niet om salonfähig in de grachtengordel te worden”, verzekert Otten de luisteraars. Trouwens, merkt de schrijver fijntjes op, hoe vrijdenkend is de seculiere grachtengordel nu echt? „Seculier is per definitie democratisch en modern; christelijk staat voor gevaarlijk en machtsbelust. Maar in mijn werk ontbreekt het juist aan de stelligheid en rationaliteit van de sceptici, die zeker weten dat er geen God is.”

Waarom zouden de zekerheden van een christen niet een plaats kunnen krijgen in de literatuur, vraagt een aanwezige aan Otten. Er zijn toch gewoon antwoorden? „Elk mens wordt anders en op een ander moment overtuigd”, reageert Otten. „Ik kan de lezer leiden tót aan het moment van springen, maar de sprong moet hij zelf maken.”

Barneveld

Ook debutant Rick de Gier –schrijver van het onlangs verschenen ”Ninevé”– zegt in een gesprek met de zaal liever geen christelijk schrijver te heten. Zijn uitgever heeft zelfs een label opgericht om niet al te christelijk over te komen: Brandaan, stiekem gewoon onderdeel van uitgeverij Vuurbaak. Er is –zo vertelt De Gier tijdens een workshop– speciaal Brandaanbriefpapier gedrukt waarop het gewraakte Barneveld –standplaats van Brandaan– is weggemoffeld. De vraag is natuurlijk wel of dat helpt, als je boek ”Nineve” heet en je hoofdpersoon Daniël, die doorbreekt als zanger van opwekkingsliederen.

Al met al zou de conclusie van deze dag kunnen luiden dat de christelijke schrijver in een identiteitscrisis zit. Al te christelijk is funest voor het grote succes. En salonfähig worden in de grachtengordel zit er ook niet echt in, hoe graag hij heimelijk ook wil. Tegelijk moet de christelijke markt een beetje te vriend gehouden worden. Maar dan moet je weer niet zeggen dat je niet christelijk genoemd wilt worden. En hopen dat er deze dag geen dames uit Barneveld in de zaal zaten.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer