De val van het kabinet-Balken­ende/Bos/Rouvoet in de nacht van 19 op 20 februari 2010 betekende tevens het einde van de missie van de Nederlandse militairen in de Afghaanse provincie Uruzgan. Het kabinet kon het niet eens worden over een verlenging van de missie. Ruim een jaar geleden vertrok de laatste militair uit Uruzgan.

Maar omdat het nieuwe kabinet-Rutte/Verhagen graag een bijdrage wilde leveren aan de opbouw van Afghanistan is besloten een politietrainingsmissie naar Kunduz te sturen. Dat had echter veel voeten in de aarde. Het minderheidskabinet kon niet rekenen op de steun van gedoogpartner PVV. Die voelt niets voor missies in het buitenland. Dus waren Rutte en Verhagen aangewezen op steun van de oppositie. Maar ook de PvdA weigerde. Wekenlang overleg achter de schermen volgde, en uiteindelijk stemden behalve de regeringsfracties ook GroenLinks, D66, ChristenUnie en SGP eind januari in met de missie. Vooral op verzoek van GroenLinks zijn er strikte voorwaarden gesteld, waarvan een van de belangrijkste is dat opgeleide agenten geen gevechtstaken krijgen.

Recent bleek dat er voor de basis­trainers te weinig werk was. Daarom heeft het kabinet vrijdag besloten dat Nederlandse politietrainers ook onderofficieren en Afghaanse trainers gaan opleiden. Het kabinet onderzoekt nog of ook agenten van buiten de provincie Kunduz en de Afghaanse grenspolitie getraind kunnen worden.

GroenLinks, D66 en ChristenUnie reageerden vrijdag direct welwillend op het extra werk in Kunduz. Woensdag is er een 
Kamerdebat.

De belangrijkste reden dat de fracties zo vlot akkoord gingen, is dat de voorwaarden die de Kamer aan de missie stelde niet aangepast hoeven te worden. De vraag is echter of de grenspolitie uitsluitend civiele taken zal krijgen, een voorwaarde van de Kamer.

Onduidelijk is ook wat opgeleide agenten van buiten de provincie later gaan doen. Het kabinet zal daarop met passende antwoorden moeten komen.