Natuurhistorisch museum Natura Docet in Denekamp wordt landschapscentrum
Schoolmeesters met liefde voor de natuur zijn er genoeg. Eli Heimans en Jac. P. Thijsse zijn bekende voorbeelden. Honderd jaar geleden richtte onderwijzer J. B. Bernink het eerste regionale natuurhistorisch museum op: Natura Docet in Denekamp.
Drie kinderen halen in de herfstvakantie hun schepnetje uiterst geconcentreerd door de museumvijver. Even onderzoeken ze hun vangst waterdiertjes nauwkeurig en kijken op een blad welke beestjes ze gevangen hebben. Als Johannes Bernardus Bernink het nu zou kunnen zien, zou hij zeggen dat hij zijn doel heeft bereikt. Want in februari 1910 schreef de schoolmeester in het tijdschrift De Levende Natuur: „Mijn doel is zoveel mogelijk tot verspreiding van de kennis der natuur mede te werken en ook anderen het veredelend genot te verschaffen dat mij het leven zo veraangenaamt.”
De in 1878 in Denekamp geboren schoenmakerszoon kreeg de liefde voor de natuur met de paplepel ingegoten. Zijn moeder kende veel namen van planten en vogels in de omgeving en leerde die haar kinderen aan. Bernard Bernink was voorbestemd om zijn vader op te volgen, maar de jongen wilde liever onderwijzer worden. Met hulp van de pastoor en het hoofd van de plaatselijke school lukte dat uiteindelijk.
De meeste dorpsbewoners vonden meester Bernink maar een zonderling. Dat hij ’s woensdagsmiddags de schoolkinderen meenam naar de oevers van het riviertje de Dinkel en hun de liefde en kennis voor de natuur bijbracht was tot hier aan toe. Maar toen hij eens door het lange gras in een weiland zocht naar vreemde planten, kwam er een boer op hem af met een zeis die schreeuwde: „Ik zal di de been kot mèèien as mi nog weer in het grös koms!”
Grote bewondering had Bernink voor de natuurvoorvechters Heimans en Thijsse. Toen het tweetal in 1896 het tijdschrift De Levende Natuur startten, werd Bernink een enthousiaste abonnee. Hij schreef later: „Schreef Heimans over bloemen, ik zócht ernaar; Thijsse over graafwespen, ik ging ze vangen.”
Het verzamelen zat Bernink in het bloed. In 1897 had hij al een herbarium van ongeveer duizend planten. Voor zijn geprepareerde vlinders, kevers en libellen timmerde de verzamelaar eigenhandig houten dozen met een glazen deksel. Hij hing ze op in zijn vaders schoenmakerswerkplaats en de aanzet voor een museum was gegeven.
In 1901 verscheen het eerste artikel van Bernink in De Levende Natuur: een loflied op de natuur in zijn geliefde Dinkeldal. Door de naamsbekendheid die de jonge schoolmeester op deze manier verwierf, kwamen er natuurwetenschappers uit het westen van het land bij Bernink langs. Een voorbeeld is het bezoek van professor Hugo de Vries, hoogleraar botanie en directeur van de Amsterdamse Hortus Botanicus in 1907. Vanwege zijn opvatting dat de evolutie het resultaat is van spontane genetische veranderingen werd De Vries ook wel de Nederlandse Darwin genoemd.
Zelf geloofde Bernink wel dat God de aarde had geschapen, maar dat die zich daarna miljoenen jaren heeft ontwikkeld. Dit baseerde hij onder andere op het bestuderen van steenlagen in de aarde. In het boekje ”Ons Dinkelland” schrijft Bernink: „Is de Schepper dan minder almachtig, als wij geloven dat de aarde niet in zes dagen, maar in miljoenen jaren zo geworden is als zij nu is?”
De verzameling van de inmiddels getrouwde schoolmeester was inmiddels zo uitgedijd dat hij op het idee kwam om de honderden gedroogde planten, geprepareerde insecten en vogels, schelpen en stenen tentoon te stellen. Na geldelijke steun van onder andere de rijke textielfamilies Blijdenstein, Stork, Van Heek en Gelderman kwam het er in 1911 eindelijk van. Achter Berninks huis kwam een gebouwtje te staan met een boven- en een benedenzaal. Het kreeg de naam Natura Docet, Latijn voor ”de natuur onderwijst”.
Precies honderd jaar later is Natura Docet nog steeds een museum waar kinderen zich vergapen aan opgezette dieren, bijzondere stenen met gasbellen en waterdiertjes in de vijver. Wie het museum nog met een bezoek wil vereren, moet snel zijn. Eind deze maand gaat het dicht vanwege een uitgebreide verbouwing (zie kader). De eerste verdieping is al gesloten.
Mede n.a.v. ”Honderd jaar Natura Docet. Meester Bernink en zijn natuurhistorisch museum”, Willem Groothuis; uitg. Walburg Pers, Zutphen, 2011; ISBN 978 90 5730 735 5; 256 blz.; € 24,50.
Landschapscentrum
De 20.000 mensen die Natura Docet jaarlijks bezoeken zijn niet voldoende om het museum te doen overleven in de toekomst. Dat zegt de huidige directeur Stans van der Veen. „Daarom gaat het museum eind november dicht voor een verbouwing gecombineerd met nieuwbouw.” De provincie Overijssel en de gemeente Dinkelland willen graag dat het Nationaal Landschap Noordoost-Twente wat bekender wordt bij toeristen. Van der Veen: „Er zou een centraal punt moeten komen, een soort bezoekerscentrum. In combinatie met onze wens om te vernieuwen is uiteindelijk besloten om hier een landschapscentrum van te maken. Daarin zal de verzameling en de verhalen van Bernink –die helemaal met het landschap verweven zijn– een grote plaats in nemen.” In mei 2013 moet het landschapscentrum zijn deuren openen.
>>naturadocet.nl