Baltische staten kregen na 1900 geen gouden eeuw
Ilja Sundelevitsj blijft staan voor het huis van zijn grootouders in Tallinn, de hoofdstad van Estland. Zoals alle Joden was opa een goed opgeleide ambachtsman. Hij maakte wandkleden van wol en zijde. Oorspronkelijk kwam hij uit Litouwen en Polen.
Ilja’s grootvader had een levensles voor zijn zoon: „Jongen, je moet goed Duits leren, want het zal hier altijd Duits blijven.” Maar hij had het mis. De taal werd Russisch. Daarom zei Ilja’s vader: „Jongen, je moet goed Russisch leren, want het zal hier altijd Russisch blijven.” Weer mis, het werd Ests. Dus zei Ilja tegen zijn zoon: „Jongen, je moet Ests leren, want de Esten zullen hun onafhankelijkheid nooit meer uit handen geven.” Zijn zoon probeert nu het Engels onder de knie te krijgen.
Het is zomaar een anekdote uit ”Baltische zielen” van Jan Brokken, een verzameling goed uitgezochte en mooi opgeschreven portretten uit Estland, Letland en Litouwen. Veel verhalen gaan over Joden, hoewel niet alle. Onderlinge samenhang tussen de vertellingen is er trouwens niet. Het is meer een bundel dan een boek.
De Joodse levensverhalen illustreren hoe tragisch de geschiedenis van de Baltische landen is. Rond 1900 kwamen ze met honderdduizenden uit Rusland, Duitsland en Polen. Steden als Riga (Letland), Tallinn (Estland) en Vilnius (Litouwen) bloeiden op en de inwonertallen verdubbelden in korte tijd.
Het zou een gouden eeuw worden. Maar de grootmachten beslisten anders. De Tweede Wereldoorlog en de (nog altijd gevoelde) dreiging van Rusland hebben deze landen totaal ontregeld.
Boekgegevens
”Baltische zielen”, door Jan Brokken; uitg. Atlas, Amsterdam, 2010; ISBN 978 90 450 0659 8; 463 blz.; € 24,90.