Rechercheurs verliezen cassatieberoep meineed
De Hoge Raad heeft dinsdag het cassatieberoep verworpen van de twee hoofdrolspelers uit de IRT–affaire, J. van Vondel en K. Langendoen. Die waren naar het hoogste rechtscollege gestapt, nadat ze vorig jaar door het gerechtshof waren veroordeeld voor meineed voor de parlementaire enquêtecommissie–Van Traa.
Het hof oordeelde dat deze verklaringen rechtmatig zijn gebruikt als bewijsmiddel voor meineed in hun strafproces. De voormalig chef Langendoen van de Criminele Inlichtingendienst (CID) en diens voormalige rechterhand Van Vondel werden door het gerechtshof in Den Haag veroordeeld tot respectievelijk drie maanden en twee maanden onvoorwaardelijke celstraf. Het hof achtte bewezen dat de twee in 1995 voor de commissie–Van Traa meineed hebben gepleegd. Deze commissie deed destijds onderzoek naar de gebruikte opsporingsmethoden van politie en justitie.
De twee ex–politiemannen hebben volgens het hof onder ede gelogen over betalingen aan politie–informant P.R. (Rijssenbeek). Deze zogenoemde ’Sapman’ verklaarde achter gesloten deuren bij de commissie dat hij grote sommen geld van de CID’ers had ontvangen. Langendoen en Van Vondel spraken dat tegen. Wel gaf Van Vondel toe dat hij na zijn vertrek bij de politie aan R. een groot bedrag had gegeven.
Het hof ging er bij de uitspraak van uit dat de twee ex–CID’ers niet hebben gelogen uit eigen gewin, maar dat ze handelden volgens de gedragscode die in die tijd bij de CID Kennemerland gold. Die hield in dat informanten absolute geheimhouding werd toegezegd.