Psalmboek ds. Meeuse: nieuwste loot aan berijmingenboom
Aan de lange rij psalmberijmingen die onze gereformeerde traditie rijk is, werd onlangs een nieuw exemplaar toegevoegd: de berijming van ds. C. J. Meeuse. Na 35 jaar dichten, herdichten, schaven en schrappen zag zijn psalmboek eindelijk het licht.
Wie de geschiedenis van de kerkzang kent, weet dat het in 1540 met de Souterliedekens begon: de eerste complete psalmberijming in het Nederlands. In diezelfde eeuw volgden er psalmboeken van mannen wier namen we nog altijd tegenkomen: Datheen, Utenhove, Marnix van Sint-Aldegonde. Niet allemaal van het hoogste poëtische niveau, maar wel stuk voor stuk berijmingen die –in ieder geval qua naam– de eeuwen verduurden omdat ze nauw verbonden zijn met de wording van het gereformeerd protestantisme in de Nederlanden.
In de eeuw erna werd het anders. Er verschenen niet minder dan dertig nieuwe, complete psalmboeken. Het regende berijmingen. De namen van de auteurs zijn echter nauwelijks meer bekend. Revius overleefde en Hendrik Ghysen. Maar wie weet nog van Johannes d’Outrein of Joannes Six van Chandelier? Mannen die –naar we mogen aannemen– uren, dagen, maanden, jaren hebben zitten dichten, herdichten, schaven en schrappen om tot een verantwoord alternatief voor de berijming van Datheen te komen. Als je zo’n oud boekje in handen hebt, proef je het enthousiasme, de drive, het verlangen om nu écht iets goeds aan het kerkvolk aan te bieden.
Maar ach, de kerkelijke molens malen langzaam: pas in de tweede helft van de 18e eeuw kwam er ruimte voor een nieuw psalmboek. Slechts drie van de voorhanden zijnde berijmingen werden verkoren om uit te putten voor de nieuwe berijming. De andere bleven links liggen. Hoewel, we mogen de Statencommissie dankbaar zijn dat ze de berijming van Ghysen (1686) koos. Omdat hij op zijn beurt uit zeventien berijmingen putte, zijn er toch nog fragmenten uit al die psalmboeken die tot op de dag van vandaag gezongen worden. Maar de rest…
Wie vanuit bovenstaand perspectief naar de nieuwste loot aan de berijmingenboom kijkt, kan een gevoel van medelijden niet onderdrukken. Als dit het lot is van iets waaraan je 35 jaar werkte… Daarbij heeft ds. Meeuse van meet af aan gezegd dat het hem er niet om te doen is de berijming van 1773 te vervangen. Dat is een nobel uitgangspunt, gezien de kerkelijke situatie. Maar dat maakt de overlevingskans van zijn berijming alleen maar kleiner. Als zelfs bundels waarvoor jarenlang tot op de hoogste kerkelijke organen gelobbyd is –denk aan ds. Hasper in de vorige eeuw– in de vergetelheid raakten, wat moet dan het lot zijn van een bundel die slechts met het oog op vereniging en huiskamer gemaakt is…
Dergelijke gevoelens voeren natuurlijk niet de boventoon bij dichter en uitgever Meeuse, noch bij het kerkvolk dat met belangstelling van het nieuwe psalmboek kennisneemt. Iets nieuws maakt immers nieuwsgierig: hoe heeft híj Psalm 42 vertolkt en Psalm 116 verwoord? Laat ieder vooral de psalmen van ds. Meeuse gaan zingen, om ze zo op hun eigen –theologische, poëtische, muzikale– merites te beoordelen.
En laten we lessen leren uit 35 jaar noeste arbeid. Eén les is actueel. Ds. Meeuse begon met het herdichten van de berijming van Marnix. Gaandeweg bleek echter dat actualiseren van een oude berijming niet mogelijk was. Het werd een nieuw psalmboek. Momenteel is in de kring van de Gereformeerde Bond een commissie actief die „onderzoek doet naar de mogelijkheden om te komen tot een voor de eredienst beter zingbare psalmbundel, waarbij de psalmberijming van 1773 uitgangspunt is.” Een update van 1773 dus. Volgens mij leert ons de geschiedenis –met ds. Meeuse als laatste getuige– dat een dergelijk project óf een vlees-noch-visbundel oplevert, óf tot een totaal nieuwe berijming leidt. Als je dan tóch vast wilt houden aan de oude berijming en tegelijk wilt vernieuwen, haal dan de bundel ”Psalmen in tweevoud” (2000), waarin de oude en nieuwe berijming naast elkaar staan, nog eens uit de kast.
Reageren? beeldenstorm@refdag.nl