Oud en jong
Het ABP is om. In de toekomst zal het pensioen voor ambtenaren en leerkrachten niet meer gebaseerd zijn op het laatstverdiende loon, maar op het gemiddelde loon. Dat betekent een besparing op de pensioenuitkeringen, waardoor de premie minder hoeft te stijgen dan anders het geval zou zijn.Een aantal pensioenfondsen in de marktsector ging het ABP al voor. Waarschijnlijk zullen er nog heel wat volgen. Pensioenvoorzieningen vormen immers een steeds grotere last voor de werkgevers, of dat nu overheidsinstellingen zijn of bedrijven.
Op basis van de middelloonregeling zullen veel werknemers minder pensioen ontvangen dan anders het geval zou zijn. Dat geldt met name voor mensen die tijdens hun dienstverband forse carrièresprongen hebben gemaakt.
Helemaal onredelijk is dat niet. In het begin van hun loopbaan, toen hun salaris beperkt was, hebben zij ook maar weinig premie betaald. Bij het eindloonsysteem werkt het in feite zo dat degenen die niet of nauwelijks carrière maken, meebetalen aan het hoge pensioen van hen die wel weten op te klimmen. Niet ten onrechte spreekt men hier van een omgekeerde solidariteit.
Uiteraard speelt in deze discussies ook mee dat het in onze maatschappij steeds meer gewoon wordt dat man en vrouw allebei een baan hebben en beiden pensioenrechten opbouwen. Omdat er dan te zijner tijd bij een seniorenechtpaar twee pensioenen binnenkomen, kunnen die ook wat lager zijn dan wanneer men alleen van het pensioen van de man moet leven. Dat betekent wel dat kostwinnersgezinnen in het nadeel zijn, zij het dat men daar ook voor z’n 65e niet gewend was aan de luxe van twee inkomens.
Maar ook het weduwepensioen (tegenwoordig heet dat nabestaandenpensioen) staat onder druk. Bij het ABP wordt dat in de toekomst gehalveerd. Er zijn pensioenfondsen waar het helemaal afgeschaft is. Hier werkt evenzeer de gedachte door dat gehuwde vrouwen voor hun eigen inkomen en hun eigen oudedagsvoorziening moeten zorgen. Dat is ook handig als men op latere leeftijd uit elkaar gaat.
Deze aanpassingen van het pensioenstelsel drukken de premie die werknemers en werkgevers moeten opbrengen. Tegelijkertijd echter draagt het losser maken van de gezinsbanden bij aan de vergrijzing. Het aantal kinderen dat jaarlijks geboren wordt, is te weinig om op langere termijn de bevolkingssamenstelling in evenwicht te houden.
Vandaar dat serieus gesproken wordt over de noodzaak om op grote schaal goed opgeleide immigranten toe te laten. Hun arbeidsinzet en belastingafdracht zouden nodig zijn om de gevolgen van de vergrijzing op te vangen. Voorlopig hebben we echter al zo veel sociale problemen met de huidige allochtonen dat het niet verstandig zou zijn om grote groepen nieuwe migranten binnen te halen.
Het grondprobleem ligt veeleer in het lage geboortecijfer van de Nederlandse bevolking. In het tweeverdienersmodel worden kinderen vooral gezien als hinderpalen voor de maatschappelijke carrière van hun moeder.
Nu moeten we zeker beducht zijn voor een bevolkingspolitiek waarbij de overheid voorschrijft hoeveel of hoe weinig kinderen er geboren mogen worden. Maar het huidige beleid draagt op een aantal punten duidelijk een kindonvriendelijk karakter. Dat werkt ook door in de nieuwe pensioenregelingen.
Op korte termijn drukt men daarmee de pensioenpremie, maar op langere termijn hangen de houdbaarheid van het pensioenstelsel en de betaalbaarheid van allerlei voorzieningen voor ouderen (met name ook in de sector van de gezondheidszorg) in hoge mate af van een evenwichtige bevolkingsopbouw.