Hoe laatste beetje reserves tegenover koningshuis verdwenen
Nu ik zomaar enkele Oranjetitels op mijn naam heb staan, heeft bij sommigen de gedachte postgevat dat ik van jongs af aan wel een heel trouwe aanhanger van het koningshuis zal zijn geweest. Dat is een misverstand dat ik ter afsluiting van de vorige twee afleveringen graag uit de weg wil ruimen, vooral omdat er een bijzonder verhaal aan verbonden is.
Het is met mijn Oranjeverleden eigenlijk best wel droevig gesteld. Behalve dat ik nooit herdenkingsbekers en theelepeltjes heb verzameld, heb ik zelfs enige tijd een lichte aversie tegen het koningshuis gehad. Dat kwam zo. Tijdens mijn lagereschooltijd zou koningin Juliana bij ons in de buurt op bezoek komen om de Zeelandbrug te openen. Dat een hoogwaardigheidsbekleder die in onze beleving van een andere planeet kwam, zomaar bereid was bevonden om af te dalen naar de verre periferie, veroorzaakte grote opwinding.
Met een bus werden we naar het naburige Zierikzee gebracht en ergens achter dranghekken geparkeerd. Het was midden in de winter en we stonden er urenlang te blauwbekken. Eindelijk was het dan zover. De koningin kwam eraan. We zongen uit volle borst en keken reikhalzend naar de plaats waar de sprookjesfee zou verschijnen. Maar wie we ook zagen, geen koningin. Hooguit zagen we ergens in de verte wat gedaantes uit een bus stappen, maar of daar werkelijk de koningin bij geweest is, kan ik u uit eigen waarneming niet garanderen. Zwaar teleurgesteld keerde ik huiswaarts. Dat hele koningshuis kon me gestolen worden.
Het zou nog erger worden. Nadat ik in 1978 bij deze krant in dienst was getreden, moest ik uitrukken naar Den Haag om verslag te doen van Prinsjesdag. Ik meende een strategisch punt uitgekozen te hebben om zo veel mogelijk van de gouden koets en zijn inzittenden te kunnen genieten. Maar op het moment suprême drong zich een uitgelaten menigte op die mij het zicht op al dat moois geheel ontnam. Alweer mis.
In diezelfde tijd viel mij de eer te beurt samen met een collega de inhuldiging van Beatrix als koningin te verslaan. We waren echter geen getuige van een groots festijn, maar van rellen die hun weerga niet kenden. Natuurlijk konden de Oranjes hier helemaal niets aan doen, maar vanwege al die teleurstellingen schoot het niet echt op met mijn betrekkingen tot het koningshuis. Het leek me beter er maar een eindje vandaan te blijven.
Het was koningin Beatrix zelf die hierin verandering bracht. Het was 1993 en Limburg werd door Maaswater geteisterd. Ik was de hele nacht in touw geweest en met mijn laarzen waadde ik door de hoofdstraat van het dorpje Meers, want de koningin zou hier op bezoek komen. Ik liep een willekeurig gekozen woning binnen waar de bewoners druk bezig waren te redden wat er te redden viel. Het water stond er tot aan de enkels en mijn laarzen waren inmiddels volgelopen. Ik had deze morgen alle geluk van de wereld, want wie stopte er voor de deur van dit huis? Zowaar, de koningin. Ze knoopte een gesprek aan met de bewoners terwijl vertegenwoordigers van de media hun werk deden. Hierna werd het journaille met een legertruck afgevoerd.
Maar de koningin bleef en ik ook, omdat ik werd aangezien voor een bewoner. Aan het eind van het gesprek schudde de vorstin iedereen de hand en wenste hun veel sterkte. Ook mij viel dat ten deel. Ik liet het me maar overkomen. Tenslotte kon ook ik na die loodzware nacht en met die volgelopen laarzen best wat sterkte gebruiken. Maar u begrijpt, de kiem voor mijn Oranjeliefde was dan toch gelegd.
Nu ik dit opschrijf, realiseer ik me dat er eigenlijk al eerder iets moois tussen mij en het vorstenhuis was ontstaan. Tijdens de ingebruikneming van de Oosterscheldekering in 1986 ging de koningin op de foto met tal van gekroonde hoofden en presidenten uit allerlei Europese landen.
Als gevolg van een leemte in het protocol bleek ik ontsnapt te zijn aan het spiedende oog van de Rijksvoorlichtingsdienst. Plotseling kon ik zomaar aanschuiven bij al die hooggeplaatsten. In gedachten zag ik al die bureauredacties al voor me terwijl ze zich gepijnigd afvroegen wie die bobo op de achterste rij mocht zijn. Ik heb me toch maar afzijdig gehouden, maar dat ik de kans had om samen met Hare Majesteit en haar gasten op de gevoelige plaat te worden vastgelegd, bezorgde me een speciaal gevoel. U ziet, ik word steeds warmer.
En toen… toen kreeg ik de gelegenheid mensen uit een groepering te interviewen die zich vanaf oude tijden zeer nauw verbonden weten met het roemruchte Oranjehuis. Zij vertelden me over een koningin die met grenzeloze toewijding en een vergaande perfectie haar werk doet. Ook raakte ik onder de indruk van de zwaarte van haar ambt, in die zin dat het haar helemaal bleek op te slokken. Dat had ik me eerder niet zo gerealiseerd.
Kortom, het laatste beetje reserve bij het koningshuis moest sneven. Ik zou een slechte journalist zijn als ik niet kritisch zou blijven, maar het zal duidelijk zijn dat er heel wat met me is gebeurd. Zo ziet u, nog voor die boeken verschenen, hadden ze hun uitwerking al gehad.