„Kerk en overheid moeten terughoudend zijn met tucht”
Artikel 37 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis over de wederkomst, daar voelt Jan Schippers, directeur van de Guido de Brèsstichting, het Wetenschappelijk Instituut voor de SGP, zich het meest door aangesproken. „Dat overstijgt alle andere artikelen.”
Het Wetenschappelijk Instituut voor de SGP is genoemd naar Guido de Brès. Vanwaar?
Directeur Jan Schippers: „Dat besluit is in 1994, twaalf jaar voor mijn komst, genomen. Ik vermoed dat het bestuur zich geïnspireerd wist door De Brès vanwege zijn geloofsbelijdenis, die een boodschap aan de overheid was. Bovendien ligt de Nederlandse Geloofsbelijdenis aan de basis van de gereformeerde gezindte. Wellicht speelde artikel 36, waarin het gaat over de taak van de overheid, ook nog een rol bij de naamskeuze.”
Wat heeft u zelf met De Brès en de Nederlandse Geloofsbelijdenis?
„De brief die De Brès vanuit de gevangenis aan zijn moeder schreef, maakte al jong indruk op mij. Die is vol geloofsvertrouwen, ondanks de moeilijke situatie waarin De Brès zich bevond.
Voor de voorbereiding van een lezing pak ik de Nederlandse Geloofsbelijdenis er wel eens bij, bijvoorbeeld artikel 36, waarin het gaat over de taak van de overheid. Het valt mij altijd weer op dat je dit niet los kunt zien van artikel 37, over het laatste oordeel. Als kerk en overheid moeten wij terughoudend zijn in het uitoefenen van de tucht. Het laatste oordeel is aan God.”
Welk artikel spreekt u persoonlijk het meest aan?
„Artikel 26, waarin staat dat er niemand in de hemel of op aarde is die ons meer liefheeft dan Jezus Christus. En ook artikel 37. Daarin zegt De Brès dat de zaak van de gereformeerden –die destijds volop werden vervolgd– de zaak van de Zoon van God Zelf is. Gelovigen hoeven daarom niet te wanhopen, wat er ook gebeurt. Artikel 37 is voor mij daarom veel belangrijker dan artikel 36, waar in de SGP zo veel over te doen is.”
Hoe kijkt u aan tegen artikel 36?
„Als SGP zijn we bezig met een herbezinning op dat artikel en met name de zinsnede over „het weren en uitroeien van alle afgoderij en valse godsdienst.” De Brès had met het artikel allereerst de orde in de maatschappij op het oog. Hij zag het als taak van de overheid om dwalingen te bestrijden, als de openbare orde in het geding kwam. Dit om verdere onrust te voorkomen.
Artikel 36 is mijns inziens binnen de SGP te veel uit zijn context gelicht. Mogelijk wilde de SGP zich vroeger profileren ten opzichte van de ARP, die de bewuste zinsnede had geschrapt.
Wij gaan de zin niet schrappen, maar ons er wel grondig op bezinnen. Wij leven immers in een land waarin veel mensen niet geloven. Dat is een totaal andere maatschappelijke context dan die van De Brès.”