„Geloof in onsterfelijkheid overleeft ontkerkelijking”
Het geloof dat de dood niet het definitieve einde is, overleeft de ontkerkelijking. Dat komt doordat onsterfelijkheid niet meer exclusief verbonden is aan het christendom, beschrijven Stef Aupers, Dick Houtman en Joanna Wojtkowiak.
Men zou verwachten dat het geloof in onsterfelijkheid vanwege de ontkerkelijking aan erosie onderhevig is, maar niets is minder waar. Het geloof dat de dood het definitieve einde is, trekt in een geseculariseerde samenleving zoals de Nederlandse minder volle zalen dan men zou vermoeden.
De kerken lopen steeds verder leeg en protestanten en rooms-katholieken aanvaarden al lang niet meer unaniem christelijke doctrines zoals die van de wederopstanding van het lichaam. Het geloof in het bestaan van de ziel is echter nog steeds wijdverbreid, opmerkelijk genoeg zowel onder kerkelijken als onder buitenkerkelijken.
Dit kan worden begrepen uit de verspreiding van een nieuwe conceptie van onsterfelijkheid, die aanzienlijk van de christelijke verschilt. De ziel is hierbij niet langer letterlijk onsterfelijk, en leeft dus niet langer letterlijk voort in een andere wereld, maar blijft voortbestaan in de geesten of harten van dierbare nabestaanden die hun herinneringen aan de overledene liefdevol koesteren en actief in stand houden.
Noties zoals ”ziel” en ”onsterfelijkheid” hebben vandaag de dag dus niet langer voor iedereen vanzelfsprekend de connotatie die ze vanouds in de christelijke traditie hebben. De traditionele christelijk-transcendente conceptie van onsterfelijkheid, waarin de ziel letterlijk voortleeft in een andere wereld, bestaat inmiddels in Nederland zij aan zij met een symbolisch-sociale conceptie. Het gaat bij deze laatste niet om een letterlijke, transcendente voorstelling van een leven na de dood, maar om een symbolisch en sociaal voortleven van de ziel van de overledene.
Deze loskoppeling van de notie van de ziel van de christelijke notie van de hemel is onderdeel van een meer algemene individualisering van de omgang met dood en onsterfelijkheid. Eschatologisch beschouwd staat de hemel immers voor een voor iedereen gelijk hiernamaals, terwijl de ziel in dit geval juist verwijst naar een strikt persoonlijke en geïndividualiseerde conceptie van onsterfelijkheid.
Deze meer algemene individualisering van de omgang met dood en onsterfelijkheid vindt ook plaats onder protestanten en rooms-katholieken. Zij komt niet alleen tot uitdrukking in het grote belang van persoonlijke zingeving aan crisismomenten rond ziekte en dood, maar ook in uitvaartrituelen, die tegenwoordig sterk de nadruk leggen op de persoonlijke identiteit van de overledene en de viering van het door hem of haar geleefde leven.
Reïncarnatie
De veranderingen in het religieuze landschap in de afgelopen halve eeuw blijven echter niet beperkt tot de leegloop van de christelijke kerken, de afname van de christelijke religiositeit of de veranderende omgang met het christelijke erfgoed. In dezelfde periode waarin deze veranderingen plaatsgrepen, heeft ook een alternatieve voorstelling van het sacrale ingang gevonden. Het gaat hierbij om een wending in de richting van een ‘oosters’ religieus model.
In dit oosterse model stelt men zich het sacrale voor als een ”macht”, ”kracht”, ”stroom” of ”energie” die in de wereld zelf aanwezig is en die als zodanig ”alles” doortrekt en verbindt. Het sacrale is in dit model dus niet transcendent, maar immanent. Het maakt deel uit van de wereld zelf en is daar overal te vinden: in andere mensen, in de natuur en ook in de kosmos als geheel.
In samenhang met deze overgang heeft in het Westen een alternatieve conceptie van onsterfelijkheid ingang gevonden die van oorsprong deel uitmaakt van het hindoeïsme en het boeddhisme: reïncarnatie of zielsverhuizing. Hierbij verhuist met het sterven de ”ziel”, ”geest” of ”goddelijke vonk” –afhankelijk van het spirituele vocabulaire dat men hanteert– naar een nieuw lichaam, om daar het leven voort te zetten.
De obsessie met de mogelijkheid van zielsverhuizing en onsterfelijkheid onder nieuwe spirituelen gaat gepaard met het inzetten van de wetenschap om ‘harde bewijzen’ te vinden voor bijvoorbeeld bijna-doodervaringen, waarbij mensen contact menen te hebben gehad met gene zijde.
Kunstmatig
Onsterfelijkheid lijkt op het eerste gezicht het exclusieve terrein van de religie. Niets is echter minder waar. Ook de wetenschap houdt zich er volop mee bezig. Wetenschappelijke ontwikkelingen en doorbraken op allerlei terreinen voeden de gedachte dat de mens oneindig maakbaar is.
Zo wordt er in het transhumanistische milieu hard gewerkt aan scenario’s om langs technische weg de mogelijkheid van onsterfelijkheid tot stand te brengen. Het gaat hierbij in de eerste plaats om scenario’s waarin de aanpassing, correctie en verbetering van het menselijk lichaam centraal staat.
Maar er zijn ook scenario’s waarin ”cryonica” (in het Engels: ”cryonics”) de hoofdrol speelt en waarin de wederopstanding van het lichaam in de toekomst, na kort na de dood te zijn ingevroren, wordt beschouwd als een realistische mogelijkheid.
Ten slotte zijn er scenario’s waarin het natuurlijke lichaam geheel wordt vervangen door digitale computertechnologie. Het idee daarbij is dat wij in de nabije toekomst vlak voor het overlijden ons gehele bewustzijn kunnen uploaden, waardoor wij, ontdaan van ons fysieke lichaam, in principe oneindig kunnen voortleven binnen een computernetwerk of als ‘vrije informatie’ op het internet.
De transhumanistische scenario’s bieden een extreem geseculariseerde variant van reïncarnatie en demonstreren dat er zelfs in atheïstische kringen met een radicaal wetenschappelijk, materialistisch wereldbeeld wordt gezocht naar mogelijkheden om te ontsnappen aan de ogenschijnlijke onvermijdelijkheid van de dood.
Prijs
De vlucht voor de dood heeft de neergang van de christelijke religie in de afgelopen halve eeuw overleefd en wellicht is het geloof in onsterfelijkheid dus zelf onsterfelijk.
Dit komt welbeschouwd nog het beste tot uitdrukking in het transhumanisme en de door wetenschap en technologie geplaveide weg naar het eeuwige leven die het ons voorspiegelt. Het transhumanisme is immers bereid om voor onsterfelijkheid de hoogst denkbare prijs te betalen: die van onze menselijkheid.
De auteurs zijn respectievelijk universitair hoofddocent cultuursociologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, hoogleraar cultuursociologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en cultuurpsychologe aan het VU medisch centrum te Amsterdam. Dit artikel is een samenvatting van een hoofdstuk uit het boek ”Dood voor onze ogen” (uitg. Kok), een themabundel die deze week verschijnt naar aanleiding van het zestigjarig bestaan van de CSFR.