Bolkestein doet niet aan bidden
Aan ijdel geneuzel heeft Frits Bolkestein nog altijd een hekel. Hij zegt de dingen het liefst direct. Soms op het platte af. Twijfelen is er eigenlijk niet bij. „Aan bidden doe ik niet.”
Het werkappartement aan de Amstel in Amsterdam is aan twee wanden behangen met boeken. Ooit schreef een krant dat hij gelezen bladzijden altijd uit de kaft scheurt.
Moeten we vaststellen dat u deze boeken nog niet hebt gelezen?
De oud-politicus grinnikt. „Zo deed ik het vroeger veel. In de trein naar Den Haag las ik tiendehands pockets van het Waterlooplein. Een dun boekje droeg makkelijker in mijn binnenzak. Maar bij Plato zou ik dat niet doen. Plato lees ik ook niet in de trein.”
Het appartement is klassiek en sober ingericht. Vanaf twee schilderijen kijken de vader en de grootvader van Bolkestein op zijn bureau. De VVD’er wijst op een tafeltje met twee kleine stoelen. Hij draagt een licht pak, waarmee hij zich in de Tweede Kamer al onderscheidde van veel collega’s.
In uw Haagse tijd zei iemand eens dat u wordt gedreven door ergernis. Is dat zo?
Even stilte. „In zekere zin wel. Het was de ergernis over het kabinet-Den Uyl waarom ik de politiek inging. Dat was het slechtste kabinet na de Tweede Wereldoorlog. Na dat kabinet gingen alle cijfers de verkeerde kant uit; de werkloosheid, het financieringstekort.”
En dan glimlachend: „Ja, Den Uyl was een échte intellectueel.”
Daarmee zijn we bij het thema van uw nieuwe boek ”De intellectuele verleiding” (uitg. Prometheus, Amsterdam). Wat is een intellectueel?
„Heel eenvoudig: iemand die is geïnteresseerd in abstracte ideeën. Een intellectueel is niet iemand die veel leest of schrijft of zich uit het openbare leven heeft teruggetrokken in de academie. Het gaat niet om een eretitel.”
Waarom zijn ze een gevaar?
„Omdat ze met hun vergezichten totaal idiote ideeën willen verwerkelijken. Den Uyl wilde investeringen van vrije ondernemingen democratisch toetsen. O ja, hij wilde ook een heffing op automatisering. Concurrentie met het buitenland? Nee, niet van gehoord.”
Het motief was werkgelegenheid. Zo idioot was dat toch niet?
„En, vertelt u me eens: is dat gelukt? Het heeft een verwoestende invloed op alles gehad. Er past nu eenmaal geen welvaartsstaat op een economisch kerkhof.”
Welke irritatie leidde tot dit boek?
„Het thema van de intellectueel in de politiek houdt me al lang bezig. Toen ik eind jaren vijftig afstudeerde, wilde ik een proefschrift schrijven over de antidemocratische intellectueel. Maar toen ging ik voor Shell olie verkopen. Later is het onderwerp verbreed. En ziehier het boek.
Ik probeer duidelijk te maken dat ideeën moeten worden getoetst aan ervaring. Intellectuelen hebben immers soms ook ideeën die haaks staan op de praktijk.
Een voorbeeld van hen is Jan Pronk. Zonder enige ervaring met de derde wereld ging hij de ontwikkelingssamenwerking leiden. Dat raakte natuurlijk kant noch wal. Ik heb tien jaar in de derde wereld gewoond, dus dat zag ik direct.
Deze mensen zijn verblind door hun ideologie. Ze kijken wel, maar zien niet. Ze luisteren wel, maar horen niet. Ze zijn zo vol van hun eigen gedachten dat ze niet praktisch zijn.”
Wie zegt dat wij ook niet zo zijn?
„Aha, daar komt de jij-bak.”
Ik bedoel: het gedrag van anderen is een spiegel voor ons.
„Wel, ik denk dat ik redelijk dicht bij de realiteit ben gebleven. Dat heb ik getoond rond de multiculturele samenleving, rond Europa. Ik denk dus niet dat ik ideologisch verstrikt ben.”
Ideologie is wel nodig, zegt u in uw boek.
„Zolang het maar geen vooringenomenheid is. Als je te streng bent, verkondig je ideeën die te idioot voor woorden zijn.
Weet u nog van ”Tien over rood” in de PvdA? Of wat dacht u van de fellowtravelers, de meelopers met de communisten? Ik heb geen idee wat er bij hen aan de hand was. Zij wilden zich welbewust laten bedotten. Maar ja, wat wil je, het communisme is een verlossingsideologie.”
Pronk viel op door bevlogenheid.
„Als ik één woord haat, is het bevlogenheid.
Bij Pronk speelt ook het christelijk gevoel van schuldbesef mee. Schuldgevoel is een persoonlijke emotie. Dat is ons probleem, niet van de mensen daar. Voor ons beleid moeten we nadenken over de oorzaken van de achtergebleven ontwikkeling. Daarin gaat het om de zaak zelf.”
Maar dan blijven we er zelf buiten, met ons kolonialisme.
„Dat moet ook. De oorzaak van de onderontwikkeling ligt niet in het kolonialisme. Die landen waren zonder de koloniale tijd ook niet ontwikkeld. Geld sturen naar de derde wereld heeft weinig zin. Geld is geen voorwaarde voor ontwikkeling. Anders zouden ook wij nog in het stenen tijdperk zitten. Dat is een eenvoudige observatie. Als je het maar wilt zien.”
U werd zelf ook een intellectueel genoemd, ook al zei u in 1994: Noemt u mij alstublieft geen intellectueel, want dan verlies ik de verkiezingen. Bent u ook wel eens verblind door uw vergezichten?
„Nee, ik heb geen visioenen. Ik ben praktisch ingesteld. Ik ben er om problemen op te lossen. Die problemen moeten wel eerst worden geanalyseerd, maar je blijft dan toch bij de koude werkelijkheid.”
Klinkt wel stellig.
„Ja, wat hebt u aan geneuzel?”
U zou ook kunnen zeggen: Ook ik heb wel eens een inschattingsfout gemaakt.
„Ja, dat wel. In 1975 werden de Helsinki-akkoorden tussen Oost en West gesloten. Daarin ging het onder meer over mensenrechten. Ik dacht dat dat nooit zou werken, maar achteraf heb ik dat fout gezien.”
Door vooringenomenheid?
„Misschien. Ik ben sceptisch. Dat is mijn grondhouding. Zo stond ik ook al in een vroeg stadium tegenover Europa. Daar is mijn scepsis wel bewaarheid, dacht ik.”
Bolkestein buigt zich over het tafeltje en zegt streng. „Zei u bevlogenheid? Die brengt alleen schade.”
Het zal de lezers van uw boek opvallen dat u bij de woorden vrijhandel en kapitalisme toch echt enthousiast lijkt.
„Ja, dat mag ook. Ik ben enthousiast over systemen die werken. Daar heb je wat aan.
Daarom keer ik mij zo tegen die Franse intellectuelen die tegen het kapitalisme zijn. Een systeem dat zo grote welvaart brengt, hoe kun je daar nu tegen zijn? Ze zijn niet goed bij hun hoofd.”
U brengt hen zelf op een idee door te verwijzen naar de verhalen van Charles Dickens.
„Die stammen uit de rauwe beginfase van het kapitalisme. Maar het is onzin te denken dat we nog in die fase zitten. Dan kijk je niet goed om je heen. In de derde wereld willen ze het kapitalisme met zijn multinationals heel graag. Dat verheft hen.”
Kan Dickens’ beginfase zich in de derde wereld herhalen?
„Jawel, kijk naar China. In de fabrieken daar is vandaag sprake van grote uitbuiting. Dat is verschrikkelijk, maar zonder die fabrieken zou het nog erger zijn. Het lukt de Chinezen fantastisch om zich ten koste van veel ellende aan hun haren uit het moeras te trekken.”
Moet je die rauwe fase een ander gunnen?
„Ik denk van wel. Het alternatief is dat er geen ontwikkeling is. Of in elk geval in een veel lager tempo.
De Britse filosoof Joan Robinson heeft gezegd: Eén ding is erger dan te worden uitgebuit, en dat is niet te worden uitgebuit. Ik vind dat een diepe wijsheid.”
Kinderarbeid draagt bij aan de welvaart, zei u in 1997. Vrijhandel maakt kinderarbeid op termijn overbodig?
„Ik weet dat niet meer, maar het klopt. Kinderarbeid is een slechte zaak, maar een boycot helpt helemaal niets. De ervaring leert dat kinderarbeid verdwijnt zodra de welvaart stijgt. En de welvaart stijgt het best door vrijhandel.”
Uit de reacties bleek dat het keurige Nederland zo’n uitspraak grof vindt. Kunt u zich dat voorstellen?
Verbaasd: „Grof? Het is gewoon een economische wet. Ik zie niet in waarom dat grof is, eigenlijk.”
Halverwege het gesprek staat Bolkestein op en loopt naar de boekenwand. „Hebt u wel eens een Aramese Bijbel gezien?”
Hij pakt een boek met een rode linnen kaft, met daarop figuren van zilverkleurige knopen. „U kunt dit niet lezen, ik ook niet. Maar ik vond het zo mooi. Aramees is de taal die Christus heeft gesproken.”
Even later herhaalt het zich. „Loopt u eens mee naar mijn bureau. Op dat bordje staat het Onze Vader in het Arabisch. Ik kijk er de hele dag tegen aan.”
De 78-jarige schrijver gaat weer zitten. „Maar u vroeg geloof ik iets anders?”
Het schijnt dat u ook wel preekt.
„Ja. In de remonstrantse kerk waar ik ooit catechese volgde, heb ik dit jaar een preek gehouden. Ik zou trouwens niet meer weten waarover.”
Gaat u dan ook voor in gebed?
„Nee, aan bidden doe ik niet. Ik ben geen christen. Ik ben ook niet gedoopt, evenmin als mijn ouders. Mijn overgrootvader wel. Dat was een strengcalvinistische melkboer. Hij is psalmzingend overleden.”
Het verbaast u dat velen in het Westen zich druk maken over het lijden van de Palestijnen, maar zwijgen over de dreiging voor de christenen in het Midden-Oosten. Dat hoor je weinig bij liberalen.
„Onbegrijpelijk, inderdaad. Men heeft geen belangstelling voor de eigen beschaving. Onze wortels liggen in het christendom, en dat komt uit het Midden-Oosten. Maar we zijn ons zelfvertrouwen kwijtgeraakt.
Het lijden van de Palestijnen is groot. Ze zitten klem tussen Israël en hun Arabische broeders. Maar intussen demonstreert niemand tegen het feit dat het Midden-Oosten straks ”christenrein” is zoals de nazi’s Europa ”Judenrein” wilden hebben. Je ziet hoe moeilijk de kopten in Egypte het hebben.”
Heeft dan de historicus Van Deursen gelijk toen hij (over de Afscheiding in 1834) zei: Het liberalisme is bepaald geen denkwijze die de godsdienstvrijheid hooghoudt. De scheiding van kerk en staat komt vaak neer op het muilkorven van de kerk.
„Ach, wat een onzin. Hij kijkt niet goed. De liberaal gaat uit van de neutrale staat, die de geestelijke vrijheid van de kerk respecteert. Niks muilkorf dus.”
Intussen constateert u ook dat orthodoxe Joden zich in Nederland bedreigd voelen. Kunt u zich voorstellen dat ook christenen zich soms ongemakkelijk voelen?
„Dat kan ik me wel indenken, ja. Dat gaat over die oude schoolstrijd. Mijn grootvader zei: Ga die strijd nooit opnieuw aan. De onderwijsvrijheid ligt voor mij vast. Ik zie dus geen reden voor christelijke bezorgdheid.”
Over de weigerambtenaar?
„Ik heb daar geen bezwaar tegen. Een burgemeester moet dat praktisch oplossen door gewetensbezwaarde ambtenaren niet onder dwang te plaatsen. Evenzo moet een schoolbestuur een probleem met een homoseksuele leraar met tact oplossen. Van beide kanten moet men daar geen controverse van maken.”
Maar de homolobby wil dat wel.
„Ach, de homolobby wil dit op het scherp van de snede uitspelen. Dat is niet goed. Prinzipienreiterei leidt naar de duivel, dat weten we. Je moet dit praktisch en verstandig oplossen.”
Levensloop
Frederik Bolkestein (4 april 1933) werd geboren als zoon van een jurist. Zijn familie woont al geslachtenlang in Amsterdam.
Na zijn gymnasiumperiode heeft hij „niets fundamenteels” meer bijgeleerd, zei hij later eens. Hij studeerde natuurkunde, filosofie, Grieks en rechten.
Van 1960 tot 1976 werkte hij in diverse landen voor Shell. Tussen 1978 en 1998 diende hij de VVD in diverse functies in de Tweede Kamer en het kabinet. Van 1999-2004 was hij Europees commissaris voor de Interne Markt.
Bolkestein is getrouwd met de actrice Femke Boersma. In een eerder huwelijk kreeg hij twee zoons en een dochter.