Cultuur & boeken

Kuitert reduceert theologie tot geesteswetenschap

Theologie heeft „allesbehalve” te maken met kennis. Ze onderzoekt slechts geloofsvoorstellingen van mensen die weer het product van eigen verbeelding zijn. In zijn nieuwste boek trekt Kuitert lijnen van vroeger door naar de theologie. Theologie is uitlegkunde van geloofsvoorstellingen en valt onder geesteswetenschappen. Niet meer en niet minder.

Klaas van der Zwaag

12 October 2011 10:48Gewijzigd op 14 November 2020 17:05
Harry Kuitert en Franca Treur bij de presentatie van Kuiterts boek ”Allesbehalve kennis". Foto Ronald Bakker
Harry Kuitert en Franca Treur bij de presentatie van Kuiterts boek ”Allesbehalve kennis". Foto Ronald Bakker

Kuitert, emeritus hoogleraar theologie aan de Vrije Universiteit en daarvoor gereformeerd predikant, wil in zijn nieuwe boek de geschiedenis van de theologie herschrijven en pakt dat voor zijn doen grondig aan. Hij onderzoekt het begrip kennis vanaf Plato en Aristoteles, ploegt de gereformeerde scholastiek door, en komt via verlichting en (onder meer) Schleiermacher uit bij zijn grote opponent Karl Barth. Volgens Barth immers, zo interpreteert Kuitert de ‘kerkvader’ van de twintigste eeuw, was de theoloog niet verantwoordelijk voor het resultaat van zijn woorden of daden, zolang het Woord Gods het maar over hem te zeggen had. Deze zelfverzekerdheid is volgens Kuitert een voortzetting van de gereformeerde scholastiek. „Als geloof begint bij God en niet bij de mens, is er maar één toezichthouder: God zelf, en aan zijn Woord gehoorzaam te zijn maakt de theoloog tot theoloog.”

Wie niet bij God begint, komt niet bij God uit. Met zijn openbaringsleer maakt Barth zich volgens Kuitert onkwetsbaar. Hij doet precies hetzelfde als de gereformeerde scholastiek: geloof en kennis in elkaar schuiven. Gods bestaan is voorwaarde voor het kennen van God, in termen van de scholastiek gegoten: het zijn gaat voor het kennen.

Kuitert wil echter „ondermijnen” dat geloof kennis is. Kennis moet je verantwoorden ten overstaan van anderen, met kennis betreed je het pad van aantonen of bewijzen. Volgens Kuitert is er geen gezaghebbende instantie die zegt dat Godskennis kennis is. De christelijke leer over God stamt van mensen af, is dus geen kennis maar ontwerp van verbeelding, afkomstig van verre voorouders.

De kerk moet daarom radicaal van functie veranderen, aldus Kuitert, ze moet een „ontwenningskliniek” worden waar mensen kunnen leren hoe te leven met wat geen kennis bleek te zijn. „Er is geen kennis van God, maar verbeelding, menselijke overlevering afkomstig van het voorgeslacht dat goden en God bedacht.” De kerk mag weg, als God maar overblijft, maar dan bedoelt Kuitert God als functie van de menselijke geest. Waarom?, vraagt hij zich af. „Omdat het niet over God gaat. Wie zich over God uitspreekt, spreekt zich uit over zichzelf, daarom heeft God zoveel gezichten gekregen.”

Kuitert legt echter ook de andere kant van Barth bloot, de gedachte van een soort alverzoening, die terecht weerstand oproept bij orthodox-gereformeerden, namelijk dat de wereld wezenlijk al verlost is. Terwijl de Zeeuwse boeren in Kuiterts eerste gemeente (Scharendijke) herhaalden: „Dominee, het zal zo maar niet gaan”, voordat mensen zich aan God gewonnen geven, is het spannende in de moderne kerkdienst verdwenen, aldus Kuitert. De ernst van het oordeel en de eeuwige bestemming is immers achterhaald, mede door Karl Barth! Kuitert: „Je hoeft niet meer naar de kerk omdat je anders voor eeuwig verloren gaat. Dankzij Karl Barth en zijn theologie van de van eeuwigheid verworpen en verkoren mens hoeft niemand daar –volgens de barthianen dan– bang voor te zijn, je hoort ze er ook nooit meer over. Behalve in de behoudende kringen, daar is de prikkel om ter kerke te gaan nog volop aanwezig: het Woord Gods is daar, door middel van de prediking, een tweesnijdend scherp zwaard dat de hoorder ontdekt aan zichzelf en hem oordeel of behoud aanzegt.”

Verbeelding

Kuitert voert als alternatief voor (geloofs)kennis de „verbeelding” in, namelijk je „verbeeldt” God, God is puur een product van het menselijke bewustzijn. „Leer dwingt, leer moet je voor waar houden, verbeelding maakt vrij.” Dat is wat de christelijke kerk met de geloofsvoorstellingen kan doen: ze herstellen in hun eer als verbeelding, wat mensen emotioneert. „De christelijke traditie gaat over God, jawel, maar over God zoals Hij in mijn hoofd zit. Wat die God te bieden heeft, wat Hij vraagt, wat Hij belooft of waarmee Hij dreigt: dat hebben voorouders bedacht, in het woord God gestopt en er hun levenservaring in uitgedrukt.”

Het kan niet anders of Kuiterts opvatting werkt desastreus uit voor de theologie. De theologie, in de zin van leerstellige dogmatiek, kan volgens Kuitert de christelijke waarheid niet meer verdedigen als kennis van een Wezen buiten ons. In die zin is de band tussen kerk en theologie doorgesneden volgens Kuitert. „Geloofsuitspraken zijn uitingen van de menselijke geest, daarom hoort theologie thuis bij geesteswetenschappen als taalkunde, filologie, literatuurwetenschap en geschiedenis, en moet zich toeleggen op uitleg van de voorstellingswereld van godsdienstig geloof, of kortweg: van de godsdiensten.”

De taak van de theologie is hermeneutiek, uitlegkunde, namelijk de christelijke leer over God uitleggen als de kijk die de gelovige op zichzelf heeft. Kuiterts advies: Schaf de traditie als set van waarheden af en breng haar terug tot wat ze was: de uitleg van de vaderen aan zichzelf. De dogmatiek zag zichzelf als wetenschappelijke discipline die kennis van God als echte kennis presenteerde, „maar kennis was nu juist de strop om de nek van de dogmatiek, het wachten was alleen op het moment dat die werd aangetrokken. God als enig eeuwig geestelijk Wezen brengt het niet verder dan een constructie van mensen.”

De dogmatiek dan maar schrappen als onderdeel van de theologie? Daar wil Kuitert ook niet aan. Het leergebouw mag dan geen „kennis” leveren, het is wel een samenvatting van het geloof der vaderen, ook van de vaderen van de christenen van vandaag. Zo komt Kuitert uiteindelijk uit bij de waarde van de hermeneutiek als een kunst, vergelijkbaar met de geneeskunst. Met de uitleg van het Woord heeft het niets meer te maken. Theologie veronderstelt een aantal wetenschappelijke disciplines, zoals godsdienst- en Bijbelwetenschappen, maar heeft niet de pretentie wetenschappelijke waarheid te verkondigen. Het belang van de uitlegkunde is het uitleggen van de wereld in de zin van betekenis verlenen aan wat uit zichzelf geen betekenis meebrengt. Voor betekenisverlening zijn geen regels, en de uitkomst is altijd voor tegenspraak vatbaar. „Het enige dat vaststaat, maar dat is dan ook wat, is dat we bestaan bij de gratie van het verlenen van betekenis aan een wereld die uit zichzelf geen betekenis meebrengt.”

Zo eindigt Kuitert opnieuw bij zichzelf als enige betekenisverlener. De ‘atheïstische’ predikant K. Hendrikse gaat op dit spoor voort: er is geen sprekende God aan gene zijde van de mens, maar de mens heeft alleen zijn (godsdienstige) ervaring als laatste criterium. Voor Kuitert is er eerst de mens, dan God. Als al het spreken over Boven van beneden komt –dé levensfilosofie van Kuitert sinds decennia– is het tijd dat we bij Boven beginnen en ons door Hem laten gezeggen. Wie zijn vertrekpunt elders neemt, verzinkt in een draaikolk en is bezig om zich net als de baron Von Münchhausen aan zijn haren uit het moeras te trekken.


Boekgegevens

”Alles behalve kennis. Afkicken van de godgeleerdheid en opnieuw beginnen”, door Harry Kuitert; uitg. Ten Have, Utrecht, 2011; ISBN 9789025901127; 304 blz.; € 19,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer