Opinie

„Reformatorische zuil typeren als gesloten bastion is onjuist”

Het is onjuist om de reformatorische zuil te typeren als een gesloten bolwerk, stelt M. F. van Leeuwen.

11 October 2011 20:31Gewijzigd op 14 November 2020 17:05
„De onterechte typering van de zuil als bastion stuwde de discussie helaas in een bepaalde richting en werkte zodoende relativerend.” Foto RD, Anton Dommerholt
„De onterechte typering van de zuil als bastion stuwde de discussie helaas in een bepaalde richting en werkte zodoende relativerend.” Foto RD, Anton Dommerholt

Het Reformatorisch Dagblad hield op 30 september een speciale jubileumbijeenkomst (RD 1-10). Een dergelijke bijeenkomst kan uitlopen op een opsomming van allerlei daden en prestaties. Daar was tijdens dit congres gelukkig geen sprake van.

Het thema van de jubileumbijeenkomst was ”Zoutend zout!?” en nodigde uit tot kritische vragen en zelfreflectie. Een aantal uitspraken riep bij mij vragen op. Ik denk dan onder meer aan de wijze waarop er over de reformatorische zuil werd gesproken. Het is inderdaad noodzakelijk dat zelfgenoegzaamheid aan de kaak wordt gesteld. Als de reformatorische zuil echter als een fort wordt weggezet, is dat op z’n minst eenzijdig en daarom onjuist.

Onze samenleving is te open om als zuil als bastion te kunnen functioneren. Daarbij komt dat velen die zich tot de reformatorische kring rekenen in allerlei verbanden buiten de instituties van de zuil participeren. Dat geldt uiteraard voor volwassenen, maar ook voor jongeren. Reformatorische jongeren zijn bepaald niet wereldvreemd!

De onterechte typering van de zuil als bastion stuwde de discussie helaas in een bepaalde richting en werkte zodoende relativerend. Wat ik in deze benadering van de reformatorisch zuil mis, is de notie uit Psalm 105: „Gedenkt Zijn wonderen die Hij gedaan heeft.”

Zijn er dan geen zorgen? Zijn we soms niet te veel naar binnen gericht? Is er dan geen gevaar voor zelfgenoegzaamheid? Jazeker, daar mogen we niet blind voor zijn. Maar het is buitengewoon onzorgvuldig en hoogst ondankbaar om met een houding die getuigt van kritische distantie en een hoog relativeringsgehalte te concluderen dat de zuil averechts heeft gewerkt.

Vraag eens aan ouders van gehandicapte kinderen hoe waardevol een reformatorische zorginstelling is. Vraag het aan mensen die psychisch lijden van hoe grote betekenis gereformeerde geestelijke gezondheidszorg is. Vraag aan SP-Kamerlid Van Dijk of leerlingen de vormende meerwaarde van reformatorisch onderwijs weten te waarderen. Terecht werd dan ook aan het einde van het symposium de oproep gedaan om niet laconiek te spreken over de reformatorische zuil.

Bezinning op de plaats en de taak van instellingen binnen de zuil in onze geseculariseerde samenleving is en blijft tegelijkertijd nodig. Dat kan ook niet zonder kennis van de maatschappelijke ontwikkelingen en de leefwereld van onze jongeren. Dat kan ook niet zonder eerbiedig luisteren naar wat Gods Woord ons hierin te zeggen heeft.

Laten we samen met erkenning van de totaal andere leefwereld van onze jongeren de dialoog aangaan, luisteren en vervolgens Bijbels richting geven aan zoekende jongeren anno 2011.

De discussie over de vraag hoe een verbinding met jongeren gelegd kan worden, kreeg door de inbreng van enkele aanwezigen een bepaalde wending. De discussie ging over de T(t)raditie en ging eenzijdig de richting op van persoonlijk getuigen met te weinig aandacht voor overtuigen. Ik verweet mezelf onderweg naar huis dat ik daar niet op gereageerd heb.

Wellicht wat ongenuanceerd, maar bij bepaalde uitspraken moest ik denken aan een bekend gezegde: „Niet de leer, maar de Heer’.” Passeren we, door het persoonlijk getuigenis zo te benadrukken, niet ongewild de voluit Bijbelse notie van een redelijke godsdienst? Laten we in de leer gaan bij de eerste christengemeente, waarvan we in Handelingen 2 lezen dat ze volhardende was in de leer der apostelen.

De traditie werd door sommigen beschouwd als een belemmering voor de binding van jongeren aan het reformatorisch gedachtegoed. Het is zeker waar dat een ‘afvinklijstje’ averechts werkt. Maar het blijven steken in vage bewoordingen werkt ook niet. Laten we één ding beseffen: als we de opvattingen rondom leer en leven wegzetten als „geneuzel” wordt het kind met het badwater weggegooid. De voormalige Gereformeerde Kerken zijn wat dit betreft voor ons een waarschuwend voorbeeld.

Hebben we dan geen huiswerk? Zijn er dan geen prangende vragen te stellen over opvoeding en onderwijs? Jazeker! Het is niet voor niets dat het Hoornbeeck College een lectoraat identiteit kent, juist met het oog op onze jongeren.

Laten we ervoor waken dat de zuil een doel op zich wordt. De opdracht blijft om het goud van het Bijbels genormeerd erfgoed tot pasmunt te maken voor een Bijbels genormeerd leven in deze tijd. Uit de lezing van prof. Baars citeer ik in dit verband een indringend en kernachtig citaat: „Zouteloze kerken, zouteloze organisaties en christenen deugen nergens anders toe dan om weggeworpen te worden. Laten we er daarom persoonlijk, als bedrijf en als gezindte naar staan om een zoutend zout en een lichtend licht te zijn. Dat kan: in de weg van bekering en geloof, in de weg van de vreze des Heeren en de heiliging van het leven, zodat degenen die buiten (en binnen, MFvL) zijn door onze wandel voor Christus gewonnen worden.”

De auteur is voorzitter van het college van bestuur van het Hoornbeeck College en het Van Lodenstein College.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer