„Arts begint steeds vroeger over donatie”
ROTTERDAM – Familieleden van patiënten met zwaar hersenletsel krijgen vaker dan vroeger de vraag hoe zij tegenover orgaandonatie staan, voordat het ziekenhuis de hersendoodprocedure heeft doorlopen.
Dat bleek maandagochtend uit onderzoek van het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam.
Uitgangspunt in Nederland is dat artsen pas wanneer de patiënt hersendood is verklaard over donatie beginnen. Dat artsen daar vaker van afwijken, komt onder andere doordat ze willen voorkomen dat het ziekenhuis met spoed een hersendoodprocedure in gang moet zetten, die achteraf onnodig blijkt, omdat de familie toch niet met donatie instemt. In plaats daarvan gebeurt het hersenonderzoek voorafgaand aan het uitnemen van de organen.
De vertrouwensrelatie tussen arts en familie is van cruciaal belang, reageert directeur dr. R. Seldenrijk van de NPV. „Artsen moeten voorkomen dat de familie achterblijft met het gevoel dat het ziekenhuis de handen te snel van hun geliefde heeft afgetrokken, omdat het voorrang gaf aan transplantatie. De scheiding die de wetgever heeft aangebracht tussen behandeling en transplantatie vormt de beste basis voor dat vertrouwen. Het gaat erom dat een ziekenhuis daar handen en voeten aan geeft.
Dat gebeurt het duidelijkst wanneer de donatiebereidheid pas aan de orde komt nadat de hersendoodprocedure is doorlopen. Wordt de vraag toch daarvoor gesteld, bijvoorbeeld bij de opname, dan is het zaak dat de arts in zijn communicatie heel helder is. Hij moet dan bijvoorbeeld duidelijk maken dat hij het onderwerp alleen maar tijdig wilde aankaarten om de familie beter de gelegenheid te geven zich te beraden. En de garantie uitspreken dat het besluit dat de familie neemt zijn behandelbeleid op geen enkele manier doorkruist.”