Ranavirus doodt duizenden kikkers in hoogveengebied Dwingelderveld
Het is stil in het Drentse Dwingelderveld. Veel te stil. Waar twee jaar geleden nog duizenden kikkers kwaakten, heerst een doodse rust. Bijna allemaal zijn de reptielen geveld door het ranavirus. Boswachter André Donker (48) is er beroerd van. „Ik moet er net niet om huilen.”
De laarzen van Donker soppen door de vennen en de slenken van het bijzondere hoogveengebied. Toen in de jaren 20 van de vorige eeuw het Drentse hoogveen in het rap tempo werd afgestoken, was dit voor Natuurmonumenten aanleiding om nog snel een hoogveengebied met heide aan te kopen. Zo werd een natuurterrein met tachtig vennen en meertjes bewaard voor het nageslacht.
„Kijk, dat is weer een ven”, wijst Donker op een plas 100 meter verderop. „Het gebied heeft de vorm van een oorschelp. Het water loopt via deze slenk hier naar het westen.”
Met zijn laarzen plassend door de slenk tuurt de boswachter naar het water. Geen kikker te horen, laat staan te zien. Of wacht, tóch een. Donkers geoefende oog signaleert er een. Hij hoeft niet snel te bukken: het bruine kikkertje is dood. De onderkant van het beestje vertoont allemaal rode plekken. Hoogstwaarschijnlijk het gevolg van het ranavirus, constateert de terreinopzichter. Dat is mogelijk door broedvogels vanuit Duitsland naar Drenthe gebracht.
Het virus bereikte vorig jaar voor het eerst het Drentse hoogveengebied. Een kaalslag onder de naar schatting honderdduizenden kikkers van alle aanwezige soorten was het gevolg. Later bevestigde laboratoriumonderzoek dat het ranavirus de doodsoorzaak was.
Donker diept een boterhamzakje uit zijn zak op. „Waar die al niet goed voor zijn.” Hij stopt het bruine kikkertje erin en knoopt het zakje dicht. „Net als de vijftig eerder gevonden kikkers gaat ook deze naar het Wildlife Health Centre in Utrecht. Later dit jaar zullen we de horen of het ranavirus inderdaad de doodsoorzaak is.”
Het ranavirus is zeer agressief, vertelt Donker. „Alle amfibiëen die ermee in aanraking komen, worden er drager van. Ze gaan eraan dood, massaal dood.” Ook dit jaar sloeg de ziekteverwekker desastreus toe in het Drentse natuurgebied. Het blijft er ijzingwekkend stil. „Ik heb dit jaar 200 klompen kikkerdril gevonden, maar toen de kikkers halfwas waren, waren ze zo dood als een pier.”
Verder gaat de tocht, van slenk naar ven op de Benderse heide, onderdeel van het Dwingelderveld. „Dat je zo lang moet wachten op één kikker”, roept Donker uit. „Het zoeken naar kikkers wordt steeds moeilijker. Vorige week vond ik nog maar twee dode. Een probleem is dat je geen levende dieren mag opsturen naar het lab. Anders zou het veel eerder vaststaan dat het ranavirus de oorzaak van deze massale sterfte is”, zegt de boswachter stellig. „De steekproeven met dode dieren toonden dit allemaal aan.”
Donker vreest dat het virus uitwaaiert over de rest van Nederland en mogelijk Europa. „Gevoelsmatig zeg ik dat wat hier gebeurt het topje van de ijsberg is. Vanmorgen kwam er een melding van een besmet dier uit Tiendeveen. Dat is hier toch zo’n 15 kilometer vandaan. De kikker zit onder aan de voedingsketen. Vogels die besmette kikkers eten, kunnen het virus verder brengen.”
Het ranavirus heerst ook in delen van Duitsland en Zuid-Spanje. Ook daar heeft massasterfte van amfibieën plaats. „We weten niet waar het eindigt. Een epidemie kent altijd een piek. Eén ding weet ik wel: de kikkerpopulatie zal nooit meer zo groot worden als zij was. Dit blijkt uit ervaringen elders.”
Wat dat Donker doet? „Het bevreemdt me. Ik krijg er kippenvel van. Ik ben van beroep en als persoon natuurbeschermer. Ik maak tunnels voor de paddentrek. Kikkers hebben iets vrolijks. Wie is niet opgegroeid met kikkerdril in een bakje in de klas? Je moet je nu voorbereiden op opgroeien zónder kikkers. En ik kan daar niks tegen doen! Daar heb ik moeite mee. Het gebeurt vaak dat ik denk: Ik moet nog net niet huilen, maar verdrietig ben ik wel.”
Niet alleen voor het natuurgevoel, ook voor het Bezoekerscentrum Dwingelderveld is de uitstervende kikker een probleem. Buiten het gebouw staan betonnen bakken met glazen wanden. „Bedoeld voor het observeren van kikkerdril en opgroeiende kikkervisjes. Heel educatief voor kinderen. Dat kan dus niet meer. We moeten iets anders zoeken.”
Toch is niet alle hoop verloren. Bij het Kolenveen duikt Donkers hand snel naar beneden. Een gifgroen kikkertje spartelt om uit zijn greep te komen. „Kijk, deze leeft”, zegt hij vrolijk. Het beestje omdraaiend: „Het is een jonge kikker, bouwjaar 2010. Zo te zien helemaal gezond, hoewel hij een rood lijntje op zijn poot heeft.” Het beest herkrijgt de vrijheid, springt het water in. Verder blijft het stil in het Dwingelderveld.
Terug bij de auto’s besproeit Donker drie paar laarzen met mierenzuur om deze te ontsmetten. Ernstig: „Ik geloof niet zo heel erg dat we verspreiding hiermee helemaal kunnen voorkomen, maar we moeten doen wat we kunnen. De kikkertjes in de tuin van de journalist moeten het ranavirus niet ook krijgen.”
www.natuurmonumenten.nl/content/oog-in-oog-met-de-boswachter